Koffie

Op de eerste ochtend dat ik hier wakker werd, stond ik in de woonkamer voor het raam. Ik dronk koffie terwijl ik naar buiten keek, waar een tiental stadstuinen willekeurig in elkaar gevlochten lagen. Een jonge, witte kat zocht zich een weg over de scheidingsmuren en sprong de tuin vlak onder mij binnen. Ze snuffelde wat tussen de bladeren van een struik, draaide zich om, liep een houten speelhuisje op en ging daar even zitten. Ik bleef haar volgen. Af en toe moest ik op de tippen van mijn tenen staan om de juiste hoek te vinden zodat ik haar niet zou kwijtraken. Verder deed ik niets. De koffie was allang op. Ik luisterde naar elk klein geluid in huis en wachtte tot de deur zou opengaan.

Een zondag in mei, overal in Vlaanderen

I.

Een oudere man in een geruit kostuum komt de kerk binnen. Zijn linkermouw is helemaal nat en in dat ene beeld zie ik voor me hoe hij de hele weg van de auto naar de ingang de paraplu heeft gedragen, niet om zichzelf, maar om in de eerste plaats zijn vrouw uit de regen te houden.

II.

Een andere man zoekt de beste plaats aan de deur om foto’s te kunnen nemen van de kinderen bij hun intrede. Wanneer een tweede fotograaf zich naast hem opstelt, met een dubbel zo grote camera en een betere flitser, heeft hij geen oog meer voor wat er in de inkomhal gebeurt. Er zijn enkel nog jaloerse blikken opzij.

Continue reading

Stupid clown blocking the bathroom sink

Op drie dagen tijd heb ik twee avonden door de regen gelopen, zo lang dat mijn haren plat naar achteren vielen als die van een oude man, dat ik voelde hoe er water in mijn sokken zat en dat elke windstoot tegen mijn natte jas met een scherpe pijn door mijn borst en armen sneed.

Op drie dagen tijd heb ik twee kinderfilms gezien, één over Sinterklaas, in een volle filmzaal op zaterdagmiddag, en één over gevoelens als ventjes in je kop, gewoon  thuis op mezelf.

Op drie dagen tijd hebben evenveel mensen mij gezegd dat ik niet zo streng moet zijn voor mezelf – zonder dat één van hen erbij vertelde wie dat dan wél zou doen op de momenten dat dat nodig was.

Op drie dagen tijd heb ik twee keer net niet gehuild, één keer toen tijdens de Sinterklaasfilm opeens alle kinderen in de zaal begonnen mee te zingen met de acteur op het scherm en één keer toen ik ‘s nachts thuiskwam en op televisie zag wat Jamie Vardy had gedaan, gewoon omdat ik zo blij was voor die jongen.

Op drie dagen tijd heb ik één avond de warmte gevoeld en ik herkende het begin van meer.

Voordeur

De dag begon met de groendienst die tijdens het bladblazen twee fietsen voor mijn voordeur had gezet en een kwade vuilnisman die daardoor niet aan mijn vuilnis kon. Terwijl ik hem nog net op het laatste moment achterna liep, met twee volle zakken in de hand en ergens een kleine hoop dat ik die misschien ook zelf in de wagen zou mogen gooien, bekroop mij een vreemd gevoel, alsof ik iets over het hoofd had gezien, alsof er aan deze ochtend iets ontbrak in vergelijking met alle vorige.

Continue reading

1989

Zo stel ik het mij voor: geen grote gebaren, geen bravoure, geen allesverzengend vuur. Niet meer dan een blik bij het openen van de deur, die zegt: “Daar ben je. Dat heeft lang geduurd.”

Hoe vertel je iemand wat je het liefste wilt? Terug naar wat je ooit – wanneer was dat ook weer? – heel even hebt gekend. Een nieuwe kans op het plan dat was, onbewogen door de dag met de gedachte aan wat er ’s avonds op je wacht.

Stap naar binnen. Leg je handen om haar uitgeputte hart. Luister hoe ze hijgt – het ritmische op en neer van haar bebloede vacht.

Dat is hoe ze komen zal. Vanaf dan: bang wachten tot ze gaat.

Olijf

Ik liep  de ruzie binnen ergens halverwege de scène: een vrouw had aan de koelkast met exotische producten net het deksel opengemaakt van een plastic bakje olijven, toen haar man met ingehouden woede het doosje weer uit haar handen trok en het in zijn winkelkar gooide. ‘Kom-áán,’ beet hij haar toe, op fluistertoon.

Continue reading

Vlees

Ik lijd aan een ziekte die mij ertoe dwingt om het grootste gedeelte van mijn tijd in mijn eigen hoofd door te brengen. Ik slik medicatie die mijn meest primaire driften verstoort en sommige ervan zelfs helemaal uitschakelt. Het kost mij dikwijls de grootste moeite om mezelf eraan te herinneren dat een mens méér is dan wat hij denkt of wat hij tegen zichzelf roept wanneer niemand anders het horen kan.

Aan dit alles dacht ik toen ik in het SMAK langs de sculpturen van Berlinde De Bruyckere liep. Ik keek naar verwrongen lichamen die niet klopten – net menselijk genoeg om ze een persoonlijkheid toe te schrijven, net te veel louter vlees om dat bijzonder ongemakkelijk te laten voelen.

Vlees en geweien en hout brachten mij na maanden terug naar de wereld die er vóór het nadenken was. Ik begreep opnieuw hoe tastbaar en hoe kwetsbaar wij allen zijn. (In een donkere kamer zag ik een magere naakte vrouw, helemaal alleen. Ze stond voorovergebogen met haar haren in haar handen. Zij is de enige bij wie ik dacht dat de pijn van binnenuit kwam. Pas achteraf besefte ik met een schok dat dat alleen zo leek, omdat ze haar gezicht verborgen hield.)

Sneller dan ik zelf wilde haastte ik mij naar buiten – het beklemmende gevoel werd te groot. Ik liep de trappen af, ik haalde adem. Ik moest dringend naar het station nu, maar ik bleef gewoon staan. De zon kwam van achter de wolken door. Ik voelde mij weer vlees. Heel even voelde ik mij weer vlees.

 

(Ander werk: 12)