“Ik mag je graag zien”

Naar Noord-Limburg zonder cd’s in de auto: ik denk niet altijd na voor ik iets doe. Ik duwde zomaar wat op de knoppen van de radio en kwam per toeval op Klara terecht, bij het jazzprogramma Songbook. Een coup de foudre. De allermooiste liedjes werden aan elkaar gepraat door een presentator die afscheid nam met de woorden: “een goede avond, en tot genoegen”. Vanaf nu wil ik elke zaterdag ergens naartoe, om in de auto naar Songbook te kunnen luisteren.

Na het journaal van acht verkende ik het centrum van Peer. De kerk had een opvallend grote poort, waarboven een steen was ingemetseld met de naam van een burgemeester die een besmettelijke ziekte zou hebben tegengehouden. Van dat verhaal wilde ik graag het fijne weten, maar ik zag niemand in de buurt aan wie ik uitleg kon vragen. Aan de overkant van de straat bevonden zich een nachtwinkel, waar volgens het uithangbord ook ‘alcool’ werd verkocht, en een gesloten postkantoor.

Ik maakte rechtsomkeert en stapte CC ’t Poorthuis binnen, waar ik op rituele wijze werd opgenomen in de familie Janssen. Ik kreeg een bier en samen wachtten wij op Bob De Moor, die Cornelius Bracke kwam spelen in Wees gul met uw organen.

Literair legende Cornelius Bracke trekt in opdracht van de Vlaamse regering alle theaters rond, om de toeschouwers ervan te overtuigen om hun organen na hun dood af te staan aan iemand die deze beter kan gebruiken. Zelf geeft hij alvast het goede voorbeeld, alleen is er aan zijn donorcodicil een lijst met uitzonderingen vastgeniet. Tientallen mensen die niet langer op een niertje moeten rekenen, omdat ze ooit tegen Corneels kar zijn gereden. Elke naam is goed voor een minutenlange uitwijding die af en toe de mist in gaat, maar meestal perfect op haar pootjes landt.

Bob De Moor is niet de Corneel die ik zelf al had verzonnen in mijn hoofd. Ik zal de stukjes van Guido Van Meir nooit meer op dezelfde manier kunnen lezen, maar dat geeft niet: zo’n grote fan ben ik nooit geweest. Toch valt het meteen op hoeveel columns bijna letterlijk terugkomen in dit stuk. Het is een best of, zonder dat er iets wordt herkauwd dat overbodig is in het verhaal. De naam van kleindochter Maori valt geen enkele keer. De naam Baekelmans Freddy des te vaker.

De grapjes zijn kneuterig en flauw, maar gaan er bij mij even vlot in als bij de rest van het publiek. Leo Tindemans wordt uitgesloten “wegens de invoering van het zomeruur” en ik kom niet meer bij. Door de dunne muren dringt het geluid van de kerk de zaal binnen. De klokken slaan negen keer en daarna tien keer. Behalve Bob De Moor belanden wij allemaal op een verjaardagsfeestje in een Wijchmaals dorpscafé. Ik kan niet lang blijven. Ik rijd terug naar huis, zonder cd’s, zonder jazz. Ik wens u een goede avond, en tot genoegen.