Tiny tears make up an ocean

Twee weken geleden heeft Stuart Staples een optreden van Tindersticks stilgelegd omdat het publiek zijn kop niet wilde houden. Ik bewonder dat. Ik zou dat ook bewonderen als ik zelf in de zaal stond en een voor mij veel te duur ticket had gekocht. Een stukje van die bewondering zit in:

Kuilen in de vluchtweg.

Ik heb Tindersticks waarschijnlijk leren kennen in de tijd dat ik nog ergens bij hoorde, toen ik nog een studentenkring en een fakbar had. Eén keer per jaar was het daar Duistere Zondag. Dan draaide Michel de plaatjes en ik schonk het bier, vooral omdat ik op die manier zeker niets van de muziek zou missen. Er zat nooit veel volk maar dat vonden wij niet erg, dat paste wel, en af en toe kwam er een flurk vragen of er niets vrolijkers op mocht. Daar lachten wij dan eens smakelijk mee. Tegen een uur of drie zette ik de krukken ondersteboven op de toog en dweilde ik schraal bier en glasscherven en sigarettenpeuken weg. Dat waren schone avonden, jongen, maar krijg zoiets maar eens uitgelegd.

Varkentje (slot)

Een man op de trein droeg een muts die zo lelijk was dat ik zelfs de mogelijkheid uitsloot dat hij haar ironisch droeg. Om hem niet meer te moeten aankijken, sloot ik mijn ogen en concentreerde mij op de intrieste muziek. De cello’s begonnen net aan hun doodsstrijd toen in Leuven Maartje op mij kwam afgereden. Ik probeerde iets liefs te zeggen over haar nieuwe haarkleur. In ruil daarvoor bood ze mij een drankje aan, maar dat sloeg ik af omdat ik nog ver moest stappen. Te laat besefte ik dat ik het hele dagdeel nog niets had gedronken.

Ik bracht het varkentje terug. De mama van M. had mij al uitgebreid uitgelegd hoe ze de tekening was kwijtgeraakt en, in een volgende mail, hoe ik haar huis kon vinden. Pas na twee keer bellen deed een oude man de deur open. Door een kier, net breed genoeg om er zijn hoofd tussen te passen, keek hij mij nerveus en wantrouwig aan. Een paar lange grijze haren waren strak achteruit gekamd over zijn verder kale schedel. “Hield hij een shotgun op je gericht?”, zou Geert later vragen, maar daar kom ik nog aan. Na een korte uitleg herinnerde de opa zich waarvoor ik kwam. Hij bedankte mij vriendelijk in het Zuid-Limburgs, maar gooide de deur dicht zonder zichzelf te laten uitspreken.

Op weg naar huis kwam ik dus Geert tegen. Die begroette mij met “ik zie je graag” en ik vroeg mij af waarom andere mensen dat niet wat vaker zeggen. Ik vertelde hem over de grootvader. “Hield hij een shotgun op je gericht?”, vroeg Geert en ik zei: “haha, neen”. Daarna nam ik de bus. Ik was niet later thuis dan op een normale dag, maar ik had wel heel erge dorst.

Varkentje

In het park kijk ik omhoog naar de groenwerkers die pro forma wat snoeien omdat dat zo in de jaarplanning staat. Ik laat mijn blik zakken en zie voor mijn voeten een stuk papier liggen met daaraan een roze pijpenrager. Het is een tekening van een varkentje, met in het midden een foto van een kleuter die ook als varkentje is verkleed. Hij draagt een snuit, geknutseld uit een eierdoos. Op de achterkant staat zijn naam, die begint met een M. De jongen had de tekening roze moeten kleuren met papiersnippers, maar ergens onderweg raakte hij het plakken beu. Ook de krul in de staart zat er nog niet in, die heb ik gemaakt.

Continue reading

Mensen vragen de raarste dingen

I.

Een meisje wiegt zo lascief met haar heupen dat het lijkt alsof ze daardoor zichzelf kan bevruchten. Van haar zelfzekerheid krijg ik het benauwd.

II.

De man die als twee druppels water op Michel Follet lijkt, is Michel Follet niet. Dat hoef ik niet te vragen, dat zegt hij er zelf gewoon bij.

III.

Ik zit bij Annie. Annie is bijna 60 en woont in Ekeren. Ze praat over de zon die schijnt en zegt: “het leven ziet er plots heel anders uit”.

IV.

Op de trein doet een doof koppeltje lief tegen elkaar in gebarentaal. Ik begrijp er niets van, maar ik weet wat ze zeggen.

I told myself it’s better if we only talk in letters

Vlak voor de winter, ik had toen nog een baard, kwam ik uit verveling terecht op de facebookpagina van Het Brievenhuis. Intrigerend, op zijn minst.

Ik kopieerde een fragment uit het boek dat ik net uit had en stuurde het naar Gent. Ik wachtte drie weken. Ik vergat Het Brievenhuis en zijn valse beloftes, tot er vandaag dan toch een enveloppe in de bus zat.

Een dubieuze interpretatie van het fragment, maar wel mooi. Wie mij schrijft, krijgt ook altijd antwoord. Meestal met iets moois en altijd veel te laat.