The only rocketeer in the whole damn place

Bij een veganistische hamburger in de stad die voorlopig nog de onze is, raadde Maartje mij aan om een boek te lezen waarin ik toevallig net was begonnen. Uit angst om haar teleur te stellen zette ik door, ook al zou dat me elke dag meer en meer moeite kosten.

Jonathan Franzens Freedom schilderde laag per laag een ondraaglijke zwaarte over mijn gemoed. Pas door dit boek te lezen, kreeg ik ten volle het besef van wat mensen elkaar kunnen aandoen, zelfs wanneer zij het goed bedoelen. Franzens iets té herkenbare wereld van achterklap, bedrog, onmogelijke ambities en de ontgoocheling waartoe die leiden heeft mij compleet gebroken, en nu moet ik nog maanden verder met dat alles in mijn achterhoofd.

Er kwam een moment, ergens naar het einde toe, waarop ik hoopte dat iemand mij deze kolos uit de handen zou trekken en mij er herhaaldelijk mee in het gezicht zou slaan, zodat ik tenminste iets anders kon voelen dan het gruwelijke vermoeden dat iedereen altijd tekort zal doen aan de mensen om wie hij geeft. Ik heb Freedom niet graag gelezen, echt niet, maar ik heb het wekenlang met mij meegedragen en alles wat ik hierboven zei, bewijst dat het een meesterwerk is. Zo dubbel is het en zo dubbel is álles, maar wat moet ik daar nu mee?

With a different meaning since you’ve been gone

Er zijn wel meer zaken vreemd aan twitter, maar het vreemdst van al is toch dat mensen mij willen leren kennen, niet ondanks maar net omdát ik al mijn ergernissen en zelfhaat tegen hen ventileer.

Een van die mensen is een Nederlandse jongen die aan de universiteit in Brussel werkt. Hij doet daar de job waarvoor ik verschillende keren heb gesolliciteerd toen ik pas van school kwam. De eerste keer werd ik uitgenodigd voor een gesprek. Twee mannen iets ouder dan dertig ontvingen mij in een betonnen kubus zonder ramen, waar een opgetuigde kerstboom stond en een tafel vol inpakpapier en lege plastic champagneglazen die waren overgebleven na het kerstfeestje dat ze daar enkele dagen eerder hadden gehouden. Die ruimte, zo zeiden de mannen, zou mijn bureau worden als ik aangenomen werd.

Ze stelden mij kort enkele vragen, in de trant van “kan je dit en dat?”, waarop ik zei: “ja, want ik heb dit en dat al gedaan tijdens mijn opleiding.” In die tijd was ik nog zo naïef om te denken dat wat je tijdens je opleiding doet later ook maar ene fuck voorstelt. Pas achteraf is bij herhaling gebleken dat ik in mijn laatste jaar gemakkelijk wat meer had kunnen uitgaan en drinken, in plaats van mezelf maandenlang op te sluiten op mijn kamertje om daar documentaires te kijken en pagina na pagina filmtheorie uit mijn keyboard te rammen.

Ik kreeg de job niet. Wel ben ik nog vaak op die campus teruggeweest, waarbij ik iedere keer dacht: “goed dat ik hier niet hoef te werken”, maar ook: “hoe zou die betonnen kamer er nu uitzien en hoe mijn leven, als ik geen vier jaar was kwijtgeraakt aan zoeken naar werk dat een klein beetje bij mij past?”

The trouble with classicists

Deze column werd door deredactie.be geweigerd omdat ik Helmut Lotti erin belachelijk zou maken. Ja, í­k heb Helmut Lotti belachelijk gemaakt. Dat heeft hij niet  hier zelf gedaan. Nu, ik maak er geen punt van, maar wil de tekst dan wel graag zelf publiceren.

Oh neen, cultuur!

Onmogelijk om het bazuingeschal te negeren waarmee in Antwerpen het nieuwe museum MAS is opengegaan. Een iconische toren op het Eilandje, waaraan eenentwintig jaar is gewerkt, met maar liefst 460.000 kunststukken in de collectie. Het openingsfestival trok meer dan honderdduizend bezoekers, niet ondanks een groots opgezette promotiecampagne waarbij minutenlange reclamespots subtiel op antenne werden gesmokkeld in de vorm van een journalistieke reportage.

Continue reading