All the women in the Factory

De werkplaats verschuift was onwennig, vermoeiend, dodelijk voor mijn zelfvertrouwen en ronduit fantastisch. Ik heb er mensen ontmoet die ik al veel te lang niet meer had gezien en mensen die ik nog nooit had gezien. Ik heb er veel te weinig gewerkt naar mijn zin, maar ik heb me rot geamuseerd.

Omdat mijn werk – een brief en een eulogie voor Amy Winehouse – moeilijk te presenteren viel op de livestream, heb ik op enkele post-its ook een knullig verslag van de dag bij elkaar getekend. Hier staan zij nog eens op een rij:

         
         

Young, gifted and black

Ooit heb ik gezworen dat ik nooit voet zou zetten op de Gentse Feesten. Ooit heb ik aan mezelf beloofd dat ik steeds ver weg zou blijven van het incestueuze wereldje van de artistieke collectieven.

Twee keer raden wat ik zondag toch ga doen.

Op uitnodiging van het sympathieke  De werkplaats verschuift zal ik vanaf elf uur in de ochtend op locatie werken in het Gentse café Le Jardin Bohémien. Ik zal er korte observaties schrijven over alles wat ik zie, in het gezelschap van lieve mensen met meer talent dan ik. Dat alles zal live te volgen zijn op het internet. Zelf langskomen kan u ook, maar dan zou ik daarmee wachten tot na 18 uur, wanneer ik weer ingepakt heb en plaats maak voor een reeks performances, onder meer van de prachtige Lotte Dodion. Een verslag volgt – uiteraard – achteraf op deze plek.

It’s only hubris if I fail

Het weekend nadat Wouter Weylandt  was overleden, had ik geen zin meer om zelf te gaan fietsen. In de maanden daarna vond ik andere excuses, zoals het slechte weer en te veel werk, en na  de beelden van gisteren zag ik het al helemaal niet meer zitten om nog eens een toertje te maken. Zeker niet in mijn oude dorp, waar elke huisvrouw een auto heeft die breder is dan de wegen waarover ze moet rijden.

Maar die fiets was er nu, dus moest ik maar niet flauw doen. Ik ontbeet, kleedde mij om en vertrok. Na een half uur rijden sprong er, vlak voor een korte kasseistrook, van achter mij een tweede wielertoerist weg, die ik tot dan toe nog niet had opgemerkt. “Dat lukt zomaar niet, makker!”, zei ik bij mezelf. Ik schakelde wat zwaarder en zette aan. Zes seconden later bleek dat het wél zomaar zou lukken. Ik keek een beetje verdwaasd. “Ik hoop dat er deze zomer niemand meer valt”, dacht ik, “zodat ik eindelijk terug in conditie geraak.”

You’re my pride and joy, etc.

Eén plaats nam het meisje zelf in, de andere was voor haar goedgevulde zwarte rugzak. Ze droeg een sober jurkje dat ze combineerde met net iets te veel accessoires, in haar laarzen zaten fluogestreepte sokken  die alleen te zien waren vanuit de hoek waar ik zat. Uit haar handtas haalde ze twee kleine doosjes en een spiegeltje, die zorgvuldig ze naast elkaar op het tafeltje schikte. Terwijl de trein hevig schudde in een bocht, deed ze zonder verpinken haar contactlenzen in en begon ze haar oogleden te schminken. Toen ze daarmee klaar was, las ze verder in haar boek, waaruit ze eerst vier postkaarten haalde die dienst deden als bladwijzer.

Tegenover haar en naast mij zat een jongen van een jaar of vierentwintig. Hij droeg een grijs pak en had een stoppelbaard waarvan hij zich erg bewust was. In zijn linkerhand hield hij een Blackberry, waarin hij een lang gesprek voerde over een fiets met een lekke band. Hij sprak aanstellerig luid, met een West-Vlaams accent. Na elke schaterlach keek hij naar het meisje, dat onverstoorbaar bleef doorlezen. Met zijn rechterhand speelde hij met het lederen hoesje van zijn telefoon. Daarnaast had hij zijn visitekaartje gelegd. Er stond ‘Petercam’ op, en daaronder zijn naam en titel. De letters  waren in de richting van het meisje gedraaid. Ze keek niet één keer op.