Date Archives → augustus 2012
For the love of God
Een jongetje van een jaar of negen bonkte met zijn hoofd tegen de muur, slechts centimeters van een glazen kast waarin een schilderij van Karel Appel hing. Zijn ouders keken de andere kant op of fotografeerden iets. Een Italiaans meisje draaide zomaar wat rond en plantte haar elleboog in mijn gezicht.
Ik vluchtte een rustigere zaal in en scande de muren, op zoek naar iets dat mij zou aangrijpen. In de hoek hing een portret van een vrouw die met opgetrokken benen in een fauteuil zat. Ze was opgemaakt en droeg een eenvoudige, blauwe jurk en schoenen met hoge hakken. Ik stapte dichterbij om te kijken. Een oude man met strohoed stond in de weg, maar maakte plaats toen hij mij opmerkte. Samen keken we naar het schilderij. “Aan haar kleren kan je zien dat dit in de jaren twintig is geschilderd,” zei hij. Ik knikte. “She looks almost Latin, don’t you think?” Ik wilde vragen of hij doelde op de zweem van snor die de schilder duidelijk had aangebracht, maar ik bedacht me en knikte zwijgend een tweede keer. Daarna liep ik verder.
In de tentoonstelling waarvoor ik eigenlijk gekomen was, bleef ik minutenlang staan voor een glazen vitrinekast gevuld met honderden, neen, duizenden pillen, minutieus uitgestald als edelstenen bij een juwelier. Niemand kwam naar mij toe en niemand sprak mij aan en ik bleef maar kijken en kijken, met de gulzigheid van iemand die wist dat ook dit moment ooit voorbij zou gaan.
Buda Bridge Bitch
Wachten voor de brug van Buda betekende vroeger dat we er bijna waren. Alle taart die we opkonden, stripverhalen uit de jaren zeventig, tekenfilms in het Frans waarvan niemand iets begreep. Pas jaren later, zonder de voorpret van weleer, merkte ik hoe troosteloos de omgeving daar wel was.
Vandaag gaat de Budabrug naar Hollywood. Ik zag haar liggen vanop het viaduct, onderweg naar het restaurant. Mijn kinderjaren in groen metaal. Ik heb al te lang niet meer voor haar gewacht en misschien is dat zelfs niemand zijn schuld – ik werk te veel en hun gezondheid laat het niet altijd toe.
Tussen het hoofdgerecht en het dessert vertelde mijn oma over de nieuwe huurders boven en het avontuur met de hond. Ze vroeg mij of ik wel gelukkig was en ik brak in twee terwijl ik een antwoord gaf dat ergens halverwege lag tussen eerlijk en geruststellend.
“Ik bid er elke dag voor,” zei ze nog. Daarna kwam er taart.
It’s turtles all the way down
Elke ochtend schep ik de schuimlaag van mijn Senseo weg in de afwasbak. Er zijn niet genoeg mensen in het gebouw om degelijke koffie te zetten, maar op deze manier valt hij nog net te drinken.
Wanneer het parket op de overloop kraakt, ben ik het zelf.
In de voormiddag doe ik de kleine taakjes waar ik door het jaar niet aan toekom. ’s Namiddags staar ik voor mij uit. Schimmige beelden van later krijgen vaste vorm voor mijn ogen, maar ik kijk er dwars doorheen. Ik dwing ze terug naar binnen.
Ik denk niet langer aan het boek, het huis of het kind. Ik denk niet aan mijn toestand of de kans dat ze neen zegt wanneer ik het haar vraag.
Wie te lang nadenkt, wordt op den duur van alles bang.
Ik sta op en haal nieuwe koffie. Ik schep de schuimlaag weg. Om half vier wacht ik tot het half vijf wordt. Om half vijf ga ik naar huis.
Evan Dando
Midnight Love Tour
I.
Het boekenprogramma werd ingeleid door een meisje dat een klassiek stuk speelde op de harp. Ik luisterde, zonder ook maar één keer mijn ogen van haar af te halen. Even leek de harp mij het allermoeilijkste instrument ter wereld, tot ik bedacht dat voor alle instrumenten hetzelfde geldt: muziek is alleen maar de vorm waarin je je handen zet. Al de rest is oefening. Tijdens het applaus vroeg ik me af waar eenzelfde basis zou liggen bij schrijven. Ik herinnerde mij een reportage die ik enkele weken geleden heb gezien op de televisie, over ik weet niet meer welke auteur of columnist, die plaatsnam voor zijn computer en tegen de interviewer zei: “ik kan maar met één vinger typen, maar wel heel snel.” Ik wist niet meer of het een man was naar wie ik opkeek. Wel dacht ik: het zou veel gemakkelijker zijn om te doen wat ik doe, of ermee op te houden, als het een vaardigheid was die in de handen lag, in plaats van in het hoofd of in het hart.
Brood
Als ik ’s morgens in het weekend van het centrum naar mijn huis wandel, kom ik voorbij een bakkerij die bekend staat als de beste van de stad. De hele voormiddag lang staan er tot ver op straat klanten aan te schuiven. Vlak naast die bakkerij ligt nog een tweede bakkerij, waar nooit iemand komt. Op sommige dagen is de rij voor de eerste bakkerij zo lang dat de wachtende mensen de toegang tot de tweede helemaal belemmeren.
Ooit liep ik op een zondagnamiddag door die bewuste straat. Uit de tweede bakkerij kwamen een man en een vrouw gestormd. De vrouw werkte in de winkel, zag ik aan haar schort. De man droeg een grijze Curverbak vol onverkochte broden. Ze schreeuwden tegen elkaar. Ik kon niet opmaken of ze echt ruzie hadden of gewoon heel luid een gesprek voerden, zoals de mensen hier dat weleens doen. De vrouw riep “klootzak!” en draaide zich om om de winkel weer binnen te gaan. De man liet de Curverbak met een harde klap in de koffer van een bestelwagen vallen, nam een groot rond brood van de stapel en gooide het met alle macht tegen de rug van de bakkersvrouw. Een moment lang stond iedereen stil. Ik keek even verbouwereerd als de vrouw en zelfs als de man, die zich leek af te vragen of hij nu echt net een brood tegen iemands rug had gegooid. Daarna schudde hij zijn hoofd, stapte in de bestelwagen en reed weg. De vrouw liep de bakkerij in. Het brood bleef voor mijn voeten achter op straat.