Het waren de warmste dagen van de zomer. Omdat ik af en toe moest werken in een gemeente een half uur verderop, besloot ik om op die dagen ’s middags mijn boterhammen op te eten in de auto en een tussenstop te maken in het fitnesscentrum op mijn weg terug naar huis.
Toen ik na het trainen de parking wilde uitrijden, spuwde de machine het ticketje weer uit dat ik aan de balie had gekregen — de slagboom bleef omlaag. Ik probeerde het ticket nog eens en nog eens en daarna eens in een andere richting, alsof ik niet al de hele week op dezelfde manier deze parking had verlaten. Na een poging of tien en steeds minder geduld door het zweet op mijn rug en mijn verzurende spieren, besloot ik om toch maar op de oproepknop van de machine te duwen.
Uit de speaker klonk een beltoon. Aan de andere kant nam iemand op.‘Hallo,’ zei ik. ‘Ik sta op die en die plek, maar de slagboom gaat niet open.’‘Heb je dit en dit al geprobeerd?’‘Ja, al een paar keer en ik doe het nu nog eens, maar het helpt niet.’‘We sturen iemand. Dat kan wel even duren.’
Vijftien minuten gingen voorbij, twintig, vijfentwintig. De zon brandde fel door het raam. Mijn sportkleding ging steeds harder kleven van het zweet. Na een tijd kwam van om de hoek een roodharige man aangefietst. Hij draaide de parking op, stapte af en maakte zijn fiets vast aan een hek. Daarbij verloor hij bijna zijn evenwicht. De man kwam op mij afgelopen met een lijkbleek gezicht en een voorhoofd waarop druppels stonden. Hij zag eruit alsof iemand hem net van een ziekenhuisbed had getild, op die fiets had gezet en hem daarna op goed geluk bergaf in de richting van de parking had geduwd. ‘Wat is het probleem?’, vroeg de man toen hij vlakbij mij was gekomen. Daarna hoestte hij recht de auto in.
Neen, dacht ik. Alsjeblief niet zo. Na al die maanden alleen en binnen blijven en niets doen en nooit eens ergens heen, laat dit nu niet de manier zijn waarop het dan toch gebeurt. Niet hier, niet door deze gast.
De man keek mij glazig aan. Dus ik had binnen in de fitness dat ticket gekregen? En normaal gaat de slagboom daarmee open? En waarom werkt het nu niet meer? Doe eens voor? De man verwachtte steeds meer uitleg van mijn kant en een oplossing leek steeds verder weg en ik voelde mij woedend worden door de stompzinnigheid van het gesprek en door hoe dicht hij zijn gezicht bij het mijne hield. ‘En ben je al terug naar binnen geweest om te vragen of ze je kunnen helpen?’
Iets in mij knapte. ‘Neen, dat heb ik niet gedaan. Ik heb een ticket gekregen en dat werkte niet en toen heb ik op de knop geduwd met “duw hier in het geval dat het ticket niet werkt” en daarna hebben ze jou gestuurd. Jij bent de man van de bareel. Jij staat hier omdat ik niet weet wat er nu moet gebeuren en hoe zijn we opeens op het punt beland dat ik jóu moet vertellen hoe we uit deze situatie geraken?’
De man dacht een moment na — of probeerde na te denken, want ik zag dat er niets gebeurde in dat klamme hoofd. Uiteindelijk zocht hij in zijn sleutelbos naar een klein sleuteltje, opende de kast waarnaar ik al een half uur lang onophoudelijk een ticket aan het wapperen was, en drukte daar op een knop. De bareel ging open. Zonder de man verder nog een woord te gunnen, niet eens omdat ik zo kwaad was maar in de eerste plaats omdat ik geen seconde langer aan zijn adem wilde blootgesteld worden, gaf ik plankgas. Op de hele verdere weg naar huis voelde het alsof op de passagiersstoel de ziekte met mij meereed.