In theorie zijn er ook goede dagen

Deze week is mijn zus vertrokken naar de andere kant van de wereld om er het Geluk te zoeken. Uit goede bron heb ik nochtans vernomen dat ook in Brazilië alle geluksmijnen al gesloten zijn sinds de jaren tachtig, en dat er om de restjes even hard wordt gevochten als hier. Zelf trok ik dit weekend naar de verlaten terril die nu  Het Depot heet. Omdat ik geen meisjes ken die van jazz houden, moest dat ook nog eens in het gezelschap van de onderhond. Het is goed dat ik geen klager ben. Ik snij mezelf alleen een beetje, op een plaats waar niemand het ziet.

Zaterdagavondplaten: klik hier, en hier.

De voorbije maand heb ik Tim Vanhamel, Mogwai en zelfs Conor Oberst aan mij laten voorbijgaan, alleen maar om zeker naar deze openingsavond te kunnen. Om het schorriemorrie buiten te houden heeft de organisatie gekozen voor een all-jazz affiche. Een proper hemdje aan dan maar, en hopen dat er ook zonder designer drugs wat te beleven valt.

Dat mag normaal gezien geen probleem zijn: Jef Neve is de baas van de Belgische jazz. Natuurlijk is dat een beetje als zeggen dat het Atomium de baas is van de Belgische uit zilveren bollen opgetrokken landmarks, maar het blijft een prestatie. Het enige dat je Neve kan verwijten, is dat hij iets te vaak optrekt met de vreselijke allochtone bard Gabriel Rios, maar wij zijn vergevingsgezind. Jongens, zie ons hier eens vergevingsgezind rondlopen.

Het wordt dan ook een behoorlijk fantastisch optreden. Het trio speelt met het grootste gemak samen en benadrukt dat door een uur lang heel ostentatief vooral geen oogcontact met elkaar te maken. Nummers die wat klassiek beginnen, halen plots uit met een verbluffende tempoversnelling. Experimenten met elektronica kleuren de laatste witte vierkantjes in. Een muzikant die zelfs zijn piano kan palm muten verdient al mijn respect. Van de donkere intro tot het dansen met Schubert in het bisnummer zitten we vast in één lange powertrip.

Even terug naar het begin van de avond, toen ik op mijn date stond te wachten en wat rondjes draaide op het plein. Drie mannen stapten op mij af en vroegen de weg naar het centrum. Ook als een van hen niet de grote Jules Deelder was geweest, zou ik hen graag verder geholpen hebben.

Het uitstapje heeft Deelder goed gedaan. Niet alleen heeft hij voor de afterparty de beste jazzplaten uit zijn collectie meegebracht, hij beleeft ook nog eens zichtbaar plezier aan de hele set. Omdat de draaitafel het hele onderlichaam van de dichter verbergt, lijkt het vanuit de zaal gezien alsof er een 64-jarige kwaadaardige Muppet staat te roken, te dansen en te blazen op een denkbeeldige saxofoon. Om de vier minuten houdt hij daar even mee op, buigt hij zich voorover en past hij met chirurgische precisie de naald in de juiste groef. Deelder bezig zien is een feest op zich, maar de muziek werkt zo aanstekelijk dat zelfs uw Yezerskiy een paar danspasjes probeert. Heel voorzichtig. Heel onwennig.

Mensen houden van dansen omdat ze zich kunnen verliezen in de muziek en hun bewegingen. Ik ben me op elk moment krampachtig bewust van elk deel van mijn lichaam. Simonis danst als een kleuter die stijfstaat van teveel cola. Niemand danst zoals het meisje dat tijdens het intermezzo helemaal alleen voor het podium stond. Ik zal mezelf wel verliezen in háár bewegingen.

Zondagochtendplaat: klik hier.