I’ll go out without a blink

De dag die begon met het nieuws dat een groot deel van mijn muziekverzameling onbeluisterbaar was geworden, eindigde met het mooist denkbare antwoord daarop. In een helverlichte AB rees de ene vrouw na de andere uit het publiek naar boven, voor het meest aangrijpende crowdsurfmoment dat ik in mijn leven al heb bijgewoond. Hoe hard ik mij tot dan toe ook had geërgerd aan de macho’s rondom mij, tijdens dat ene nummer begreep iedereen wat er aan het gebeuren was, had iedereen oog voor elkaar, openbaarde zich een paar minuten lang een beeld van hoe de wereld zou kunnen zijn als we deze hoeveelheid aandacht toch maar langer dan één lied konden vasthouden.

Veertien uur later liep ik door de stad in de eerste lentezon, die meer slechte herinneringen met zich meebracht dan goede. Dit werd niet geholpen doordat ik exact dezelfde dingen deed die mijn ritueel waren geworden in een veel slechtere tijd dan nu. Ik nam plaats op een terras en zag hoe vóór mij een toerist abrupt bleef stilstaan. Hij draaide zich om, in de richting van zijn vrouw, die enkele meters verderop klaarstond om een foto te maken. De man was achterin de vijftig, kalend en droeg een t-shirt met de onder een denkfout kreunende slogan: ‘save water, drink Belgian beer’ en de immense stupiditeit van dat alles zorgde ervoor dat ik me niet langer kon concentreren op de herinneringen aan de voorbije avond, laat staan op de stem in mijn hoofd die schreeuwde:

Vroeger schreef ik deze dingen op. Vroeger schreef ik deze dingen op.

I used to be a lot like you

(Origineel geschreven in februari 2018.)

Ik had me niet genoeg gehaast: mijn vrienden stonden al te wachten voor de snackbar aan de overkant van de straat. Net toen ik wilde oversteken, hoorde ik boven het gepraat op mijn hoofdtelefoon een vreemd geluid — een liedje, in hoge, scherpe tonen. Ik stopte om beter te luisteren. Ergens klonk een metalig Happy Birthday, dat opnieuw en opnieuw werd herhaald. Ik wenkte de anderen. Zij hoorden het ook. We gingen samen op zoek. Door de weerkaatsing tussen de flatgebouwen leek het geluid van overal te komen. Na een paar minuten zag ik op de grond een metalen chip liggen met een paar draadjes eraan. Het was de binnenkant van een verjaardagskaart. Ik raapte het ding op en stopte het in mijn jaszak, waardoor het geluid ophield. We gingen eten.

Continue reading

The next big thing

(Origineel geschreven begin mei.)

Een verrassende, maar geweldig fijne aankondiging van Scroobius Pip herinnerde mij eraan dat het ook tien jaar geleden is dat ik met deze website begon. Tien jaren waarin ik voortdurend van huis, van werk of van gezelschap veranderde. Een website die mij nieuwe vrienden heeft opgeleverd en meer ruzies dan me lief zijn, waaraan ik een soort van carrière te danken heb die even plots opflakkerde als daarna weer is uitgedoofd.

Continue reading

Voor zichzelf (Beginselverklaring 2016)

Ongeveer tien minuten ver in de voorstelling keek de cabaretier mij aan en vroeg mij of er misschien iets aan mij scheelde. Hoewel mijn hoofd de aanval meteen begon te rationaliseren (“doe nu maar niet zo onzeker, idioot, dit draait niet om jou, dit is nodig voor het verhaal”), merkte ik dat mijn lichaam heel anders reageerde: het volgende uur zat ik veel alerter in mijn stoel, niet alert voor het verhaal zelf maar voor de volgende opmerking, waarvan ik zeker wist dat ze nog zou komen.

Continue reading

1989

Zo stel ik het mij voor: geen grote gebaren, geen bravoure, geen allesverzengend vuur. Niet meer dan een blik bij het openen van de deur, die zegt: “Daar ben je. Dat heeft lang geduurd.”

Hoe vertel je iemand wat je het liefste wilt? Terug naar wat je ooit – wanneer was dat ook weer? – heel even hebt gekend. Een nieuwe kans op het plan dat was, onbewogen door de dag met de gedachte aan wat er ’s avonds op je wacht.

Stap naar binnen. Leg je handen om haar uitgeputte hart. Luister hoe ze hijgt – het ritmische op en neer van haar bebloede vacht.

Dat is hoe ze komen zal. Vanaf dan: bang wachten tot ze gaat.