I’ve seen it all and it’s all done

De dokter duwde een naald in mijn arm terwijl ik haar opmerking probeerde weg te lachen dat ik gerust mocht gaan liggen als ik dacht te zullen flauwvallen. Maandenlang doen alsof er niets aan de hand was, alsof het vanzelf wel zou overgaan, had mij op deze plek gebracht, in ontbloot bovenlijf op een krakend stuk papier dat het witte leer van de stoel moest beschermen tegen mijn gebrekkige lichaam.

In het bloed was niet te zien wat er scheelde met mijn gestel en mijn rug. Nog een instorting later hield een tweede dokter mij thuis, met het bevel om te slapen en een voorschrift voor pillen die daarbij zouden helpen.

Continue reading

Kwart over bier

Er bestond een verfilming van  Vergeten straat, maar die kon hij nergens vinden. Hij was ernaar op zoek omdat hij zelf zat te werken aan een roman over een erg gesloten gemeenschap, en wat ideeën wilde opdoen over de juiste sfeer.  Ik had die film nog wel ergens liggen en kon ‘m die bezorgen. In ruil zouden we samen gaan aperitieven wanneer ik twee weken later naar Amsterdam kwam. Om “kwart over bier.” Flauw grapje.

We spraken iets te halfslachtig af. Uiteindelijk ben ik in de plaats van het aperitief met een meisje naar Artis gegaan. De volgende keren dat ik in de buurt was, liepen we elkaar steeds mis. De laatste keer omdat hij in België zat om  Het West-Vlaams versierhandboek te promoten, die nieuwe roman over een erg gesloten gemeenschap.

Nu heb ik daar godsgruwelijk veel spijt van. We konden het goed met elkaar vinden. Al wil dat helemaal niets zeggen: hij kon het goed vinden met iederéén.

Vijfendertig jaar, dat is ruwweg mijn leeftijd. En dat alles wat nog moet komen, opeens weg is.

Thomas toch.

She was only made of flesh and blood

Ik had nog ongeveer een uur tussen het werk en het eten. Alle terrassen en parken zaten vol, dus zocht ik mij een plek op een kleine bank aan het meest schaduwrijke plein van Brussel. Ik begon in Just Kids van Patti Smith. Mensen liepen af en aan, af en toe kwam er een oud vrouwtje naast me zitten met een volle boodschappentas, tot ze weer genoeg energie had verzameld om door te lopen. Op een bank tegenover mij, zo’n vijftien meter verderop, zaten vier ongeschoren mannen in mouwloze shirts. Ze dronken bier en schreeuwden tegen elkaar en naar de jonge meisjes die hen passeerden.

Continue reading

When in doubt, you move on

Vandaag dacht ik: “laat ik eens de traagst mogelijke bus naar huis nemen. De berusting in mijn verloren avond zal louterend werken en ik zal kunnen nadenken en alles zal eindelijk op de juiste plaats vallen in mijn hoofd.”

Misschien was ik iets te optimistisch.

De hele rit lang heb ik opeengeperst gezeten tussen twee zwarte vrouwen en hun zakken vol huisraad, die samen drieënhalf van de vier stoeltjes in beslag namen. Omdat zelfs dat niet volstond, droeg de dikste vrouw een klein, taupe sierkastje op haar schoot. De zakken links van mij zaten boordevol kerstdecoratie, ontdekte ik toen een doos met gouden strikken op de grond viel. De handtas van de tweede vrouw duwde oncomfortabel tegen mijn knie. Aan mijn rechterkant zat een moeder met twee kinderen, die schreeuwend over elkaar heen kropen. Ik herinnerde mij dat ik hen al eens eerder op deze bus had gezien, en dat ik ook toen de kinderen al had verwenst.

Continue reading

Meisje met een heupflacon (2)

Woensdagnacht nam ik rond hetzelfde uur een snellere trein. Een wagon verderop lag een hond te slapen terwijl een vrouw kwade dingen schreeuwde naar zijn baasje. Naast mij bladerde een meisje door een exemplaar van  The  Times dat iemand op de bank had achtergelaten. Ze zocht tevergeefs naar haar horoscoop.

Ik begon eraan te wennen om mijn avonden in Brussel door te brengen. Na het werk was ik in het park gaan zitten om mijn boek uit te lezen. Ik keek toe hoe een zwerver kastanjes wegtrapte die hij achteraf ging terugzoeken in de struiken. Dat hield hij langer vol dan ik had verwacht. Het liefst van al wilde ik meespelen, maar ik durfde hem niet te vragen of dat mocht. Aan de overkant van het park, bij de ingang van het oude theater, stonden journalisten te wachten op iets dat zes uur later pas zou gebeuren.

In de AB hoorde ik tUnE-yArDs dingen doen met haar stem die ik sinds Nina Simone niet meer had gehoord. Ik werd er onwezenlijk blij van, maar dat ging gelukkig snel over. Beirut speelde een set die nog mooier was dan die van vorig jaar  in Antwerpen – dat was de avond waarop ik het meisje met de heupflacon dat nu naast mij stond voor het eerst had ontmoet. Toen waren wij nog te verlegen om meer te zeggen dan “hallo”, vandaag durfden we af en toe zelfs tegen elkaar te zwijgen terwijl we samen naar het station liepen.

Ik herinner mij nog goed hoe het die zomer was: net zoals nu had ik weer zo’n bui waarin ik op korte tijd zoveel mogelijk mensen wilde zien. Net zoals nu voelde ik mij op het einde van de week alsof ik mezelf had overeten na veertig dagen vasten. Maar nog nooit heeft iemand mij één goede anekdote verteld die over matigheid ging.

Meisje met een heupflacon (1)

Dinsdagnacht op de trein ben ik aan de praat geraakt met een koppel stomdronken Canadezen. Dat viel nog niet mee, omdat ze voortdurend in slaap vielen middenin het gesprek en zich daarna niet meer konden herinneren wat ze mij precies hadden gevraagd. De eerste was slank, met warrig zwart haar en een baard en koos er al snel voor om gewoon tegen het raam verder te dutten. De tweede was dikker, had kort blond haar en gaf een veel jovialere indruk, al lag dat waarschijnlijk aan de Deliriums die hij de hele avond had gedronken.

De twee moesten naar Leuven en net zoals ik waren ze per ongeluk op de traagst mogelijke trein gestapt. We hielden halt in plaatsen als Haren-Zuid, Erps-Kwerps en Veltem en bij elk van die tussenstops moest ik de blonde jongen ervan overtuigen dat hij echt wel de goede kant op ging. Hij lag languit, met zijn voeten op de bank, en kreeg daarover een opmerking van de conductrice. Toen zij even later terugkwam met een paar krantjes om onder zijn schoenen te leggen, was hij daarvan zo onder de indruk dat hij “I love you” bleef roepen tot ze helemaal uit het zicht was verdwenen.

Na bijna drie kwartier reden we Leuven binnen. De Canadezen en ik wensten elkaar nog een prettige nacht. De laatste bus was al vertrokken, ik moest te voet naar huis.  Aan het einde van de Bondgenotenlaan kwam ik de dikke jongen opnieuw tegen: hij reed mij zwalpend voorbij op een damesfiets. Zijn vriend was nergens te zien.