I’ve seen it all and it’s all done

De dokter duwde een naald in mijn arm terwijl ik haar opmerking probeerde weg te lachen dat ik gerust mocht gaan liggen als ik dacht te zullen flauwvallen. Maandenlang doen alsof er niets aan de hand was, alsof het vanzelf wel zou overgaan, had mij op deze plek gebracht, in ontbloot bovenlijf op een krakend stuk papier dat het witte leer van de stoel moest beschermen tegen mijn gebrekkige lichaam.

In het bloed was niet te zien wat er scheelde met mijn gestel en mijn rug. Nog een instorting later hield een tweede dokter mij thuis, met het bevel om te slapen en een voorschrift voor pillen die daarbij zouden helpen.

Continue reading

I am going home forever

De hele afgelopen maand heb ik mij afgevraagd of ik, nu ik toch moet verhuizen, daar niet beter van zou profiteren om meteen helemaal opnieuw te beginnen in een nieuwe stad, een stad waaraan ik mij minder erger en die ik niet sinds mijn achttiende al van buiten ken. Vandaag was ik in Gent, en tussen mijn werkverplichtingen door liep ik in grote cirkels door het centrum, terwijl ik mij probeerde voor te stellen dat ik dat elke dag zou doen.

De hele middag lang reden er fietsen rakelings langs mij heen over het voetpad en snauwde winkelpersoneel mij onvriendelijk af. Toen ik een man wilde passeren in een straat die maar net breed genoeg was voor ons allebei, maakte hij zich zo groot mogelijk en botste ostentatief met zijn schouder tegen de mijne. “Is dit het dan?”, vroeg ik mezelf af. “Moet ik alles wat ik ken opgeven voor precies hetzelfde, maar op grotere schaal?” Ik liep verder, op zoek naar de plaatsen waarop ik vroeger zo verliefd was geworden, maar ik kon ze niet meer vinden.

Aan de Overpoort was een ouderwetse studentendoop aan de gang, met lange witte jassen en veel smeerlapperij, en op het plein verderop een moderne, waarbij een meisje aan een elastiek  metershoog de lucht ingeschoten werd. Ik bleef staan om te kijken, naast een vrouw van middelbare leeftijd in een fuschia broek. Van de andere kant van het plein kwam Nigel Williams op ons afgelopen. Hij zei iets dat alleen de vrouw kon verstaan, want ik luisterde op de iPod naar La Javanaise. Daarna ging hij plassen.

Ik schreef dit alles op, aan rand van het water en in de kou, en daarna nam ik Geert  mee naar de film. Sindsdien heb ik niet meer aan Gent gedacht.

Omdat ik dat wil

Ik woon in een huis waar ik nooit graag heb gewoond. Dat is de schuld van mijn huisbaas – niet rechtstreeks, maar omdat ik toen ik er pas introk een pak problemen heb moeten oplossen die hij over het hoofd had gezien. De agita die mij dat toen heeft bezorgd, is in de gordijnen gekropen en in de kieren van het parket en zelfs in de zeventiende-eeuwse houten katrol die mijn woonkamer siert en die er aanvankelijk voor had gezorgd dat ik op dit appartement verliefd werd.

Maar zelfs al heb ik vorige week de huur opgezegd, die deprimerende ruimte blijft voorlopig nog mijn huis en zoveel mogelijkheden om te ontsnappen zijn er niet. Of ik moest de auto nemen, natuurlijk, en voor één avond koers zetten naar een troosteloos en uitgeregend bouwterrein aan de Gentse Oude Dokken.

Continue reading

My baby’s no Crosby fan

“Op dit moment zijn mannetjes in mijn huis een nieuwe kabel aan het leggen. Ik verwacht het ergste voor wanneer ik vanavond thuiskom”, zo vertelde ik ’s middags aan het jongste meisje dat ik ken. In ruil voor een pak Cent Wafers liet zij mij delen van Brussel zien waar ik nog nooit was geweest.

Ze toonde mij de straten waar Joost Vandecasteele rondloopt, op zijn weg terug van de McDonald’s waar hij in alle lelijkheid zijn boeken schrijft. Wijken waar de bewoners hun voeten in beton gieten om niet uit hun huizen te worden gezet. Café’s waar boomlange en bloedmooie zwarte serveuses wijnglazen volschenken, helemaal tot aan de rand.

Ik reed met de metro terug naar het werk zonder één fout te maken bij het overstappen. Een Indisch of Pakistaans jongetje in een kinderwagen gooide dinosaurussen in het rond en ik raapte die weer voor hem op. De verkoper van de daklozenkrant rolde met zijn ogen toen ik hem in mijn beste Frans uitlegde dat ik geen geld bij me had, maar dat was niet eens gelogen.

Alles wat ik zag was van zo’n immense lelijkheid dat ik er zo snel mogelijk over wilde schrijven. Toen ik thuiskwam bleken mijn zorgen ongegrond geweest: de mannetjes hadden het internet hersteld. Ik begon aan dit stukje en daarna schreef ik er nog een en ik hield van de hele avond niet meer op.