Two for a quarter, dime for a dance

De professor  en ik hebben een wedstrijdje pannenkoeken eten gehouden. Dat doen wij wanneer we elkaar onze mannelijkheid willen bewijzen. Armworstelen kan ik niet en een messengevecht is te gevaarlijk voor binnen. We hebben veel spullen die kapot kunnen.

Door iets te enthousiast en met beide handen een pannenkoek met stroop in mijn mond te duwen, moest ik plots heel erg aan  Pol, Pel en Pingo denken, en aan de oude admiraal die ook een walrus was.  

Want Pol, Pel en Pingo, die aten ook pannenkoeken  met hun handjes. Ze hadden ook een spraakgebrek: de dingen die ze zeiden kwamen altijd onderaan de prentjes terecht, en  niet in ballonnetjes zoals bij normale stripfiguren. Ik vraag mij af wat er van Pol is geworden. Als hij niet meer leeft, hoop ik dat hij begraven is op zee.  Dat zou hij zo hebben gewild.

Het werd 9-7, ik ben het meest man. Mijn buik doet het meest  pijn.

Het is geen race, of toch niet dat er iemand wint.

A. is nog jong. Ze is mijn jongste vriendinnetje. Ze is zo jong dat ik haar haren wil afscheren om er een elixir van te trekken dat mij het eeuwige leven schenkt. Twee jaar geleden heb ik haar leren kennen in het ziekenhuis van Overpelt. Mijn nummer één beste vriend was onder een auto terechtgekomen en ik heb vijf uur op de trein gezeten om te kijken hoe het met hem ging. A. was er ook. Met vrienden die niet kunnen fietsen heb je geen datingsites meer nodig.

A. heeft een militair en twee teckels en sinds kort ook een huisje in K. Ik ben erg jaloers op jonge mensen die hun lange-termijnplan al helemaal op orde hebben, maar ik weet ook dat ik mijn wacky ways  van zomaar wat aanmodderen nooit zou kunnen missen. Maar goed, vandaag ging ik op bezoek in dat huisje in K.  Ik nam koekjes mee en ook een aardappel, want wat teckels lusten weet ik eigenlijk niet zo goed. A. en ik hebben gepraat over agressieve eenden en herinneringen van de speelplaats en binnen een half jaar vinden we wel weer wat tijd om dat nog eens over te doen.

A. is nog jong. Ze is mijn jongste vriendinnetje. De tijd die we samen delen is zo kort dat we de kans niet krijgen om ouder te worden.

A weekend in the city

I.

Of ik nooit normaal praat, wil ze weten.
Wat ik zeg is niet zo vreemd, maar de manier waarop.

II.

Tot vorige week stond het appartement naast het onze leeg. Wanneer ik dan alleen thuis was, kon de radio zo hard ik wou. Dan draaide ik Adam Green en Nina Simone en Joy Division. Vorige week zijn er nieuwe buren ingetrokken, en die zitten graag op het balkon. Sindsdien heb ik alleen nog maar zin om naar 50 Cent te luisteren.

Volgens mij ontbreek ik het gen dat ervoor zorgt dat je af en toe een geslaagde eerste indruk maakt.

III.

Ik ben bang van de nieuwe televisie. Als ik van mijn boek opkijk, zie ik de wereld vier keer groter dan ik haar gewend ben. Dit is hoe Alice zich moet hebben gevoeld.

Will I see you give more than I can take?

Sinds dit weekend weet San F. Yezerskiy hoe meisjes zich voelen. De enige broek die hij ooit heeft gewild, bestaat niet in zijn maat. Maar goed, ik ben Rufus Wainwright niet, ik raak er wel overheen. Meer nog: nog geen tien minuten na de ontgoocheling stond ik al met mijn kledingbudget te zwaaien in de muziekwinkel, en omdat het een hele tijd geleden is dat ik nog aankooptips heb gegeven, volgt hier een overzicht van de oogst. Wat kan u zoal blindelings in huis halen?

Continue reading

What ever happened to Gary Cooper?

Een huis delen komt er in de praktijk vooral op neer dat iemand al je dvd’s  steelt  en er dan in je eigen zetel, op je  eigen  televisie naar gaat zitten kijken. Gelukkig heb ik alleen maar mooie  films en ben ik heel  blij met de  Sopranos marathon van professor hemd-met-korte-mouwtjes.

Alleen is er, dankzij diezelfde Sopranos,  nu weer dat nummer van Otis Redding. De soundtrack bij  alle dingen die ik niet doe.

My lover’s prayer.

Cynthia wore the prettiest dress

Je was mijn eerste liefde. We waren vier of vijf en gingen later trouwen, al weet ik niet helemaal zeker of dat nog wel doorgaat. Je had een naam die thuishoort in de films van Jean Renoir. Op school zag je me niet staan, maar ik mocht komen spelen tijdens de vakanties. We gaven elkaar kadootjes, waarvan er eentje nu al twintig jaar lang op mijn kamer staat: een klein bronzen beeldje van een krokodil, door je moeder meegebracht uit Afrika.

Je moeder was stewardess, en vroeger nog model geweest. Je vader was Tom Selleck, al heb ik nu ook weer niet zo‘n fantastisch geheugen. Je was het eerste kind dat ik kende met gescheiden ouders. In die dagen kon ik me nog niet voorstellen dat ook mijn eigen ouders later uit elkaar zouden gaan, en dat zelfs jij en ik elkaar zouden kwijtraken. De lagere school kwam sneller dan verwacht, en had zo haar eigen regels: van de ene dag op de andere werden Jongens en Meisjes als India en Pakistan, als rijstpap en doperwtjes, als Saartje Vandendriessche en dictielessen.

Continue reading