Be safe

The Cribs droegen t-shirts van Marilyn Manson en The Velvet Underground en op hun drumstel plakte een foto van een man die op Pieter Embrechts geleek. Er stond maar een handvol toeschouwers in de zaal, maar de band speelde met een overgave alsof er helemaal niemand was. Tijdens de video met Lee Ranaldo dacht ik terug aan vroeger, aan hoe ik op mijn vijftiende zelf t-shirts van Marilyn Manson droeg en hoe kwaad en alleen ik toen was. Ik vroeg me af wat ik zou hebben geantwoord als iemand mij toen had gezegd: “leef gewoon nog een keer zo lang als nu, en het meeste komt vanzelf wel goed.”

Ryan Jarman gooide zijn gitaar door de versterker en liep het podium af. De muur van feedback begon langzaam scheuren te vertonen, tot het uitstervende geluid bijna naadloos overging in Let’s get in on van Marvin Gaye. Ik kreeg nog een vierde en vijfde bier van het meisje dat ik veel te weinig zie en danste daarna naar huis op de tonen van The Supremes. Op sommige avonden lijkt alles zo perfect te lopen dat ik nauwelijks kan geloven hoe weinig zin ik erin had vooraf.

Buda Bridge Bitch

Wachten voor de brug van Buda betekende vroeger dat we er bijna waren. Alle taart die we opkonden, stripverhalen uit de jaren zeventig, tekenfilms in het Frans waarvan niemand iets begreep. Pas jaren later, zonder de voorpret van weleer, merkte ik hoe troosteloos de omgeving  daar wel was.

Vandaag gaat de Budabrug naar Hollywood. Ik zag haar liggen vanop het viaduct, onderweg naar het restaurant. Mijn kinderjaren in groen metaal. Ik heb al te lang niet meer voor haar gewacht en misschien is dat zelfs niemand zijn schuld – ik werk te veel en hun gezondheid laat het niet altijd toe.

Tussen het hoofdgerecht en het dessert vertelde mijn oma over de nieuwe huurders boven en het avontuur met de hond. Ze vroeg mij of ik wel gelukkig was en ik brak in twee terwijl ik een antwoord gaf dat ergens halverwege lag tussen eerlijk en geruststellend.

“Ik bid er elke dag voor,” zei ze nog. Daarna kwam er taart.

Kopland

Niets bleef over van het oude
buiten, van tuinen, van gras
waar ooit iets gebeurd moet zijn.

Wil het ooit weer iets worden
dan zal ik het zo moeten opschrijven
dat ik niet meer hoef
te zoeken, maar kan huilen.

…and whoa, my nights are so long.

Er waren verschillende soorten tiramisu en muziek van Clouseau op de achtergrond. Rondom mij werden drie of vier gesprekken tegelijk gevoerd, maar in geen daarvan zei iemand iets waarop ik kon inpikken. Elke familie heeft haar geheimen, lief, en haar kleine kantjes. Mensen die niet langer komen naar reí¼nies als deze, mensen die wel nog komen maar er overduidelijk niet bij horen, mensen die dat zelfs niet meer proberen.

Als ik nog kom, is dat in de eerste plaats voor het kind. De avond ervoor had ik speciaal mijn baard afgeschoren, omdat ik wist dat hij anders niet met mij zou willen spelen. Nu vond hij alles weer goed. We zaten samen in kleermakerszit op een betonnen vloer en plaatsten plastic poppetjes van dieren op een mat waarop diezelfde dieren nog eens getekend stonden. Het juiste diertje op de juiste tekening. Dat ging zo minutenlang door, tot het kind er genoeg van kreeg en alle dieren doodreed met een auto.

Het is een blij kind, lief, en slim. En voor altijd een symbool van voortschrijdende tijd, omdat de dag waarop hij geboren werd ook de dag was waarop jij wegging. Zijn vader belde mij op om het nieuws te melden terwijl ik onderweg was naar jou. Ik zat in een trein met wagons zoals bij Kuifje en moest de coupé uit om hem te kunnen verstaan. Toen ik thuiskwam wilde ik je hierover vertellen, maar dat kon niet meer.

Zo lang is het dus geleden: de tijd tussen dat telefoongesprek op die trein en dit blije kind dat “konijn” zegt tegen een plastic poppetje van een konijn.

I could go there, but I’m not going

Ik verkocht mijn auto op de dag dat Rundskop genomineerd werd voor een Oscar. Ik volgde de persconferentie op mijn bureau, over het internet, en hoorde het gejuich van mijn collega’s die beneden ook zaten te kijken. Niet veel later stond de inkomhal vol journalisten die de inderhaast bijeengeroepen persconferentie wilden bijwonen. Vanaf dan zou ik het grote nieuws ieder half uur op de radio horen: vlak voordat ik vertrok op het werk, toen ik thuis binnenkwam om mijn sleutels op te halen, op de achtergrond bij het ondertekenen van het contract in de tweedehandsgarage.

Continue reading

Soms leek ik Hazes

Vandaag was de eerste keer dat ik zonder noemenswaardige problemen een internationale trein nam. Naast mij zat een oude man die naar alcohol rook. Hij begroette mij in het Frans, maar las een Nederlandstalig boek waarrond hij als bladwijzer een elastiek had geschoven. Iedere keer hij een bladzijde wilde omslaan, moest hij de pagina half omvouwen en voorzichtig onder de elastiek door wurmen. Dat duurde zo lang dat ik er zenuwachtig van werd. Ik probeerde hem te negeren en verbeterde een paar teksten. De muziek van Mogwai op de koptelefoon maakte mij nog labieler dan ik al was.

In  Amsterdam ergerde ik mij al na tien minuten rot aan de luidruchtige Britse en Russische toeristen. Ik at twee bagels onderweg naar mijn afspraak in een statig herenhuis vlakbij het Rijksmuseum. Een jongen met een baard zat in kleermakerszit op zijn bureaustoel en toonde mij dingen op de computer, waarna hij uitlegde hoe hij die had gemaakt. Ik begreep het meeste van wat hij zei. Door het raam achter hem kon ik het water zien en hoe het verkeer langzaam drukker werd voor de avondspits.

Nadat de jongen was uitgepraat, wandelde ik terug naar Centraal met een collega die nog nooit in Amsterdam was geweest. We maakten een omweg door de P.C. Hooftstraat en een stukje van het Vondelpark en ik toonde hem de Keizers- en de Herengracht. Ik vertelde standaardfeitjes over de geschiedenis van de stad en legde uit hoe het komt dat alle huizen er zo hoog en smal zijn. Alles was goed, tot ik bedacht dat ik evengoed precies dezelfde weg had kunnen nemen om dan te zeggen: hier en hier ben ik met haar geweest, en dit is onze Albert Heijn, en daar is de bank waarop zij  heeft gehuild om alles wat ik toen verkeerd had gedaan.