W. had paarse dreadlocks en een tepelpiercing waarvan ik niet wist of ik hem ooit te zien zou krijgen. Ze kende een meisje dat vermoord was. Af en toe sliep ze in een kraakpand, maar veel vaker nog thuis bij haar mama en haar zus en uitzonderlijk een keer of twee bij mij. Bij mij op de bovenste verdieping was het klein en warm, dus stonden we vaak samen uit te waaien op het gigantische terras waarlangs je naar de kamers kon van de luidruchtige buren die eigenlijk best vriendelijk waren.
Op een dag stond ze bij mij voor de deur, als een onverwacht postpakket of een zieke duif. We praatten een beetje over onszelf en ik ging zout stelen uit een van de keukenkastjes zodat ze dat kon oplossen om haar piercing te verzorgen. Ik vraag mij nog altijd af hoe zoiets precies in zijn werk gaat. Terwijl zij een dutje deed, ging ik naar de Franse les en toen ik terugkwam lag ze daar nog steeds. Ze vroeg of ze misschien een tijdje kon blijven. Ik zei ja, maar stuurde haar meteen daarna weer weg.
Ik had plaats nodig, want de professor kwam langs. Hij en ik keken Bert Visscher en in het weinige licht van de televisie probeerde ik een vegetarische lasagne te eten die een beetje ongelukkig uit de microgolfoven was gekomen. Het zijn altijd de nutteloze details die mij het meest bijblijven. Ik heb W. niet verteld waarom ik haar precies wegstuurde, in het begin probeer je jezelf toch altijd iets beter voor te doen dan je eigenlijk bent.
Ze had grote idealen, W., en ik had er kleine. Ze wou Goede Dingen Doen, alleen maar Goede Dingen Doen en al het kleinburgerlijke en banale moest daarvoor wijken. Ze liep mee op de eerste rij op betogingen tegen de kapoentjes van het NSV, op woensdag kookte ze in de Volxkeuken toen Squattus Dei nog bestond en ze dacht veel na over hoe ze later absoluut niet wilde worden. Bij mij zou ze rustiger worden en leren tevreden zijn met kleine dingen, dus al na een paar maanden ging ze weer weg.
Ik heb geen idee hoe het nu met haar gaat. Ik weet niet of ze trots zou zijn op wat ik doe. Drie dagen per week Doe ik Goede Dingen op het werk in Brussel, maar ondertussen draag ik wel een das en schoenen van Hugo Boss. Uiteindelijk zijn mensen die hun ziel een klein beetje verkopen aan het kapitaal toch het meest gelukkig.
Het antikapitaal moet maar even mooie schoenen maken.