Swinging, swaying, and records playing

Om half zes begon ik naar huis te wandelen,  doodmoe en nuchter en zonder dat ik zelfs op een of ander feest was geweest. Het regende zo hard dat het water dat van de kasseien opspatte van overal leek te komen.  Mijn voeten maakten een zompig geluid bij elke stap.

Met mijn hoofd naar beneden hield ik me zo onzichtbaar mogelijk. Twee tienermeisjes onder een paraplu riepen de naam van een derde, dat boos enkele meters voor hen uitliep. Regelmatig werd ik verrast door mensen die mij van achteren voorbijsnelden, op zoek naar een portiek of een afdak om onder te schuilen.

Weg uit de uitgaansbuurt kwam ik steeds minder volk tegen. Bij het inslaan van de laatste straat merkte ik in het midden van het voetpad een jongen op. Hij wiebelde onstabiel op zijn benen en stond licht voorovergebogen. Zijn gulp was open, in zijn rechterhand hield hij zijn blote pik.

Toen ik dichterbij kwam, keek de jongen bruusk op. Hij had een glazige blik in zijn ogen. Een seconde lang dachten we allebei na over wat onze best mogelijke reactie zou zijn. Ik liep gewoon door. Twee huizen verderop lagen een leren jas en een sleutelbos op de grond. Ze vormden een dam in het riviertje dat het regenwater had gemaakt.

Nog honderd meter en ik zou thuis zijn. Ik had het koud en mijn schoenen waren niet meer waterdicht.

It’s all downhill after the first kiss

Dat Geert dit weekend zijn nieuwe dichtbundel heeft voorgesteld in Amsterdam, betekent niet dat hij zich te goed voelt om af en toe te koken voor zijn vrienden van vroeger. Ik mocht helpen en gooide vier dozen spirelli in kokend water, terwijl aan een tafel achter mij de meisjes alvast aan het aperitief begonnen. Ze praatten druk over nagellak. Ik bleef roeren zodat de pasta niet aan elkaar zou kleven en dacht ondertussen aan de sms die ik net had ontvangen. Het nieuws dat erin stond kon ik maar niet bevatten.

Het werd een avond waarop ik mij, ondanks het fijne gezelschap, bijwijlen van mijn slechtste kant liet zien. “Vrije wil is een illusie”, had er die ochtend in de krant gestaan en aan die gedachte trok ik mij dan maar op. Het werd later en steeds grotere delen van het gesprek gingen aan mij voorbij. Geert speelde mijn relatietherapeut, met tips die hij zelf ook maar had gehaald uit de teksten van Lou Reed.

Aan de volgende ochtend was het enige positieve dat ik geen kater had. Op de trein zat een mooi meisje in hippiekleren op de grond. Ik ging naast haar staan en probeerde niet te nadrukkelijk naar beneden te kijken. In Brussel stapte ik een halte later af dan zij, om haar niet de indruk te geven dat ik iets kwaads van plan was.

High as the moon

Mijn verjaardag begon dit jaar met de jongen die voor mijn ogen werd aangereden op straat. Hij was met de fiets, en werd vol in de flank geraakt door een auto die hem voorrang had moeten verlenen. Het beeld van zijn bebloede gezicht is mij de hele week bijgebleven en werkte als een filter, waardoor ik alles lelijker zag en het steeds moeilijker kreeg om de botte manier te verdragen waarop wildvreemden en bekenden zich tegenover mij gedroegen.

Continue reading

Nieuw-Zeelanddiep in de zangeres

Ik droomde vannacht dat ik de neus van Tom Van Dyck brak en dat er onbekende mensen achter mij aanzaten. Zij deden niets verkeerds, maar kwamen mij met tientallen tegelijk zo hinderlijk dicht op de huid dat ik alleen nog de keuze had tussen verongelukken of mijn eigen leven nemen. Tot drie keer toe moest ik mijzelf dwingen om mijn ogen te openen zodat alles zou ophouden, maar telkens weer begon er daarna een nieuwe droom die op hetzelfde uitdraaide.

Continue reading

Er is iets gebeurd waardoor zij niet praten

I.

Voor de derde keer op een maand tijd zat ik ergens in het Brabantse hinterland langs de kant van de weg, met het achterwiel van mijn fiets op de schoot. Normaal gezien ben ik geen man die iets met zijn handen kan, dus geeft het mij een vals gevoel van zelfredzaamheid wanneer ik een nieuwe band opleg.

II.

Omdat ik toch niet genoeg vertrouwen had in mijn eigen werk om nog veertig kilometer verder te rijden, koos ik een kortere route naar het huis van mijn moeder. Ik at er courgettesoep met twee broodjes terwijl zij vertelde hoe het met mijn grootouders steeds slechter gaat.

III.

Ik nam de bus terug naar huis en miste mijn halte omdat ik ingesloten zat achter een vrouw die nog nooit met het openbaar vervoer had gereisd. Ze zat de hele weg nerveus om zich heen te kijken en hield haar ticket krampachtig vastgeklemd uit angst om het te verliezen.

IV.

Achter haar zag ik een kolos van een man uitstappen. Hij was kaalgeschoren en droeg een bomberjack. Op de achterkant van zijn hoofd stonden in gotische letters de woorden “white power” getattoeëerd. Ik schrok. Natuurlijk weet ik dat er zulke mensen bestaan, maar ik had er nog nooit een gezien zonder Louis Theroux tussen ons in.

V.

Terug in de stad ging ik op de nieuwe Dijleterrassen in de zon zitten lezen en ik probeerde te bedenken met hoeveel mensen ik hier liever zou zijn dan alleen. Ik geraakte niet verder dan drie.

Nobody else really wants to stay

Er is de vriend met wie ik in de auto terugreed van een avondje met mannen onder elkaar en die al mijn problemen in één zin wist samen te vatten. Hij zei het achteloos, in een gesprek over iets heel anders, en ik denk niet dat hij er iets bijzonders mee bedoelde. “Ik ken niemand die zo hard vasthoudt aan alles wat hij kent”, zei hij, “maar tegelijk nieuwe dingen toch zo snel beu wordt.”

Elke dag is zelfs de kleinste beslissing die ik maak een strijd tussen die twee uitersten. Kan het dan verbazen dat ik zo doodmoe ben de hele tijd?

Er is de vriend die schrok toen we in de Koningsstraat voorbij een wapenwinkel liepen. Even later stonden we aan de overkant in de gietende regen voor het graf van de onbekende soldaat te schuilen onder dezelfde paraplu. We maakten grapjes over Pieter De Crem, maar zo lollig is het natuurlijk niet, wat de CD&V zich allemaal permitteert in dit land der blinden en zo lollig is het niet hoe de vriend en ik elkaar iedere keer iets meer kwijtraken.

Er is het meisje dat pannenkoeken kwam eten voor ze weer naar Brussel vertrok. Omdat ik niet wist wat ze het liefst lustte, kocht ik maar gewoon alles, maar zelfs alle honing, Nutella en appel-kers ter wereld hadden er niet voor kunnen zorgen dat zij zich beter zou voelen.

Er is dat lied van Magnapop, dat begint met  “everything is good these days, but all of my friends are dying.” Ik heb geprobeerd om alles beter te maken voor mijzelf, door te verhuizen en van werk te veranderen en door niet meer aan vroeger te denken, maar ik heb nog steeds geen tijd voor andere mensen en ik schrijf niet meer graag en alles is oké nu hoor, dat wel, maar ik ben zo doodmoe en het lukt mij maar niet om écht iets wezenlijks te veranderen voor de mensen om wie ik geef.

When I’m with you, I have fun

Ik kwam als eerste aan bij het café. Door het raam zag ik een meisje zitten op wie ik vroeger nog verliefd was geweest, dus liep ik voor de veiligheid nog een blokje om. Toen na een tweede en derde keer kijken bleek dat ik me had aangesteld, ging ik naar binnen. Ik nam plaats aan de toog en bestelde een bier. “Jij bent hier nog nooit geweest”, merkte de barman op. Ik beaamde dit, waarop hij verwoede pogingen deed om een gesprek met mij aan te knopen.   Hij begon over het weer, over mijn tongval en over de warmte die zijn authentieke haardvuur op gas uitstraalde, maar op dat soort van gesprekken heb ik nooit geoefend. Mijn standaardgrappen schoten te kort.

Continue reading