“Ain’t life grand?”

Cassandra’s Dream begint niet met jazzmuziek. Dat is jammer, ik hou niet van verandering. Aan de andere kant vind ik  het ook niet leuk wanneer alles hetzelfde blijft. Ain’t no pleasing me.

Wat men ook mag beweren,  deze film  is een mooie film. De journalisten die klagen dat Woody Allen al lang geen Annie Hall meer heeft gemaakt, zijn vergeten  dat  Woody Allen  vroeger al eens een Annie Hall heeft gemaakt.

Sinds gisteren  vind ik Colin Farrell trouwens een  fantastisch acteur. Vraag mij alleen niet om dat te herhalen onder ede, want ik zal  hardnekkiger blijven ontkennen dan Marion Jones.

Jingle jangle morning

Ik vind het niet leuk om ze te schrijven, jullie vinden het niet leuk om ze te lezen, maar het hoort nu eenmaal bij de  tijd van het jaar en ik ben het me aan mijn blogstand verplicht. Mijn eindejaarslijstje voor 2007:

The pun less intended

Omdat ik nu ook niet élke week verliefd kan worden op een misdaadauteur of columniste, zullen we het vandaag maar eens hebben over de nieuwste schatten die ik heb bovengehaald uit de bodemloze oceaan van het consumentisme, in de duikersklok van mijn vast inkomen. Als vergezochte metaforen ook onder de sperperiode vallen, kan ik me aan een serieuze boete verwachten.

De eerste parel in mijn boodschappenoester is het boek The ode less traveled, waarin Stephen Fry (de man die vaker opduikt op deze weblog dan ikzelf) de anglofiele hobbydichter voorziet van alle theorie over taal en metriek die hij nodig heeft om een heuse Bart Moeyaert te worden. Nee, grapje: ik bedoel een Ramsey Nasr. Een boek, kortom, dat geen hond ooit zou kopen als het door iemand anders was geschreven, maar dat in dit geval moeilijker weg te leggen valt dan een smos américain door onze Vlaamse jeugd.

Wees maar niet bang: dat ik vanaf nu zelfs de telefoon beantwoord in vijfvoetige jamben, betekent nog niet dat ik ook zelf kutgedichten zal beginnen schrijven. Ik heb het al moeilijk genoeg met deze blogposts en het andere hooi op mijn lettertjesvork.

Verder nog gekocht: Datumloze dagen van Jeroen Brouwers (dan komt die arme man de winter tenminste door) en de lang niet onaardige documentaire Jesus Camp, enkele maanden geleden nog  uitstekend besproken door – hee, kijk eens aan – mezelf.

Het was een mooie zomer die we deelden.

Doctor, doctor, give me the news

Goed nieuws voor Nic Balthazar: de pakweg vierhonderd spieren die de regisseur nodig heeft voor dat krampachtige lachje waarmee hij iedere negatieve recensie van zijn debuut tracht te pareren, krijgen vanaf deze week weer wat rust. De verzamelde Vlaamse filmpers heeft voorlopig enkel nog aandacht voor de nieuwe Michael Moore, die gisteren op het Festival van Gent werd voorgesteld. Omdat ik mezelf nog steeds een beetje beschouw als een autoriteit op het gebied van documentaires – of in ieder geval een grotere autoriteit dan het schorem waar íº normaal gezien mee uithangt –, voel ik me toch enigszins geroepen om me te mengen in het nu al voorspelbare debat rond Sicko.

Continue reading

After the applause had died down

“80% of success is showing up”, zei Woody Allen ooit. Ik denk niet dat er iemand bestaat op wie deze uitspraak meer van toepassing is dan op mij. De laatste tijd kost het me steeds meer moeite om naar een sollicitatie te vertrekken of heel Leuven af te lopen om interim- of werkloosheidsdossiers in orde te brengen. Een latente depressie die nog gevoed wordt door de vele afwijzingen en een gebrek aan slaap en gezelschap door te veel avondwerk.

Ondanks alles ben ik vandaag toch opgestaan voor een gesprek in het Koninklijk Filmarchief. De bibliotheekjob die daar openstaat is niet al te opwindend, maar ik zou er wel de hele dag persteksten kunnen lezen uit honderd jaar filmgeschiedenis. Mijn eigen artikels probeer ik dan wel te verkopen in mijn vrije tijd.

Nog twintig procent te gaan.

(Ik weet dat jullie zitten te wachten op een recensie van Berlin in Vorst Nationaal eergisteren, maar die komt er niet. Wie een idee wil krijgen zet de cd maar eens loeihard op in de auto om twee uur ’s nachts, op een lege autostrade.)

I, a machine, am showing you a world

Ik leef het materiaal bij elkaar voor mijn volgende boek, “de week waarin meneer Yezerskiy zijn bed niet zag”. Alsof het nog niet moeilijk genoeg is om verschillende sollicitaties te combineren met een interimjobje op de luchthaven, heb ik ook me ook opgegeven om het internationaal documentairefestival Docville te verslaan voor Cutting Edge. Cutting Edge is een mooie website vol kwalitatief hoogstaande artikels over cultuur en media, maar heeft er vooral voor gezorgd dat ik een groot aantal voorstellingen gratis mocht bijwonen. Gezien mijn obsessie met non-fictie, zou ik wel gek zijn om dit aanbod af te slaan.

Mijn voorbeschouwing en recensies kan je hier lezen. (Update: kijk bij de comments van dit bericht.)

Zelf ben ik niet altijd even tevreden over de literaire kwaliteit van deze tekstjes, maar zoals ik al zei: er was niet meteen tijd op overschot. Ik schrijf behoorlijk snel, maar hérschrijf verschrikkelijk traag, zodat het soms een hele tijd duurt voor ik mezelf tevreden kan stellen.

Ach, het belangrijkste blijft dat ik me fantastisch heb geamuseerd. Morgen bezoek ik nog de slotavond in het gezelschap van filmkenner Rötelbaum en daarna wacht me eindelijk weer het zwarte gat.

(Oh ja: u hoeft niet te googlen, het citaat hierboven komt van Dziga Vertov.)

24, seizoen één

Bij iedere geslaagde verjaardag hoort een etentje en een film. Dit jaar viel de keuze op pizza en The Good Shepherd, respectievelijk ooit wel eens gegeten en geregisseerd door Robert De Niro. Voor een uitgebreide bespreking bestaan er betere plaatsen dan deze blog, dus beperk ik me hier tot een kort “The Good Shepherd is een enórm sterke film”.

De recensie op Cutting Edge – nochtans een mooie website vol kwalitatief hoogstaande artikels over cultuur en media – spreekt mij daar overigens in tegen. Ook enkele trutten in het publiek hadden maar weinig zin in een film waarbij je de hele tijd moet opletten en begonnen dan maar een beetje lawaai te maken en hun vriendinnetjes op te bellen. Noem me gerust elitair, maar dit was mijn laatste keer Kinepolis.

Vóór de film kreeg ik trouwens een aantal verontrustende trailers te zien: binnenkort krijgen we een nieuwe film over Truman Capote, terwijl er nauwelijks een jaar geleden al een meesterwerkje met identiek hetzelfde verhaal is uitgekomen, en Al Pacino heeft zich laten strikken voor Ocean’s Thirteen. Dat belooft.

Nu is het nacht en kijk ik, licht gedwongen door mijn vorige post, naar All the President’s Men terwijl mevrouw Bynzyin ligt te slapen. Het zijn goede tijden.