John Cusack career advisor

Ik ben geen zonnestraaltje wanneer ik over mijn werk praat, dat weet iedereen die mijn twitterpagina volgt. De laatste weken slaat de depressie echter al toe zodra ik van de trein stap. De column daarover is sentimenteel, moralistisch, naïef en ruikt naar hippie, maar nu kan ik weer een maand verder.

Schaamte om acht cent.

Met Kerst heb ik een verhaal geschreven over een jongen die naar zijn werk gaat en daarna weer naar huis. Onderweg ziet hij steeds meer daklozen liggen, tot die de hele stad vullen en het onmogelijk wordt om ze nog langer te negeren. Uiteindelijk gaat hij met een dekentje en bier uit de nachtwinkel ook op straat slapen. Omdat ik niet meer zeker wist of ik dat allemaal wel zelf had verzonnen, heb ik het verhaal maar weggegooid.

And maybe it’s time to live

Alle tijd die ik op het openbaar vervoer vergooi, wil ik aan het einde van mijn leven terugkrijgen. Volgens mijn eerste berekeningen zou ik in dat geval nooit kunnen sterven.

Vrijdagavond zat ik op weg naar huis te lezen in Things the grandchildren should know, met The Libertines op de iPod – de twee dingen waar ik deze week het meest van houd. Op exact hetzelfde moment culmineerden zowel hoofdstuk twaalf als lied nummer twaalf in dezelfde twee woorden: een berustend “fuck ‘em”. Het is maar stom toeval dat onze levens regisseert, maar dat toeval is een cineast met oog voor detail.

Continue reading

Voorlopig blijf ik nog jouw zanger

Gisteren is Ramses Shaffy gestorven. In gedachten zat ik weer op mijn bed in de Parkstraat naar Paul De Leeuw te kijken, met het lieve kleine meisje naast me.   Ramses bracht samen met Liesbeth List en Alderliefste die nieuwe versie van Laat me. Hij zong vals maar met overgave, en tijdens de strofen in het Frans zocht hij ongerust de hand van Liesbeth, die zijn enige herkenningspunt was in de chaos van de televisiestudio. De liefde tussen die twee en de overslaande stem zijn mij nog jaren bijgebleven. Of het meisje zich dat nog herinnert, weet ik niet.

Heel even heb ik overwogen om het cursiefje waaraan ik bezig was weg te gooien en iets nieuws te schrijven over die avond, maar omdat de site al vol Ramses Shaffy stond heb ik dat uiteindelijk toch maar niet gedaan.

Een eenvoudige, titelloze observatie dan maar.

I’m building a house with a real song

Dus, gisteren stapte ik van de trein en ik vroeg aan een jongen voor de ingang van het station of hij mij misschien kon helpen – waarmee maakt niet zoveel uit, mag ik af en toe nog eens iets voor mezelf houden ook? In ieder geval, dat kon hij, en nadat hij mij geholpen had zei hij plots, zonder dat daar enige aanleiding toe was: “morgen is het mijn laatste dag.”

Ik probeerde: “oh?”, maar er volgde niets meer.

Ik drong toch aan, misschien was de jongen net ontslagen en wilde hij daar graag met iemand over praten. Nee, hij bleek het over zijn laatste dag school te hebben. Hij studeerde voor metser en na morgen had hij eindelijk nog eens een weekje verlof. Of hij geslaagd was wist hij nog niet, maar hij zou in elk geval nog een jaar verder leren. Ik wenste hem een fijne vakantie. Dat hij er maar van moest profiteren. De jongen vertrok. Alles samen: twee minuten, hoogstens.

Ik liep verder en dacht na over dat korte, stuntelige gesprekje en plots werd ik daar gruwelijk gelukkig van. Dat die jongen zo blij was met zijn week vakantie dat hij dat absoluut even aan iemand moest vertellen. En dat die andere hem daarop niet vreemd aankeek.

Ik zal nooit een huis zetten, maar als ik later een muurtje nodig heb, weet ik al wie ik daarvoor vraag. Het hoeft niet eens waterpas te zijn.

Summer dress separates you from the rest

Ik had hem al geroken vóór ik hem zag. Een heel opvallende, aparte geur: een combinatie van zurig zweet en de lucht die in de keuken blijft hangen nadat iemand er boterhammen met kaas heeft gegrild.

Hij gaat zitten en gebaart naar mij tot ik opkijk en de dopjes uit mijn oren neem. Veel te warm aangekleed, dit mannetje. “Dit is de laatste halte”, klinkt het in gebrekkig Engels. “Nu gaan we terug?” Ik bevestig dat. Dit is de luchthaven, nu gaan we terug naar Brussel. Ik probeer het te laten klinken alsof ik dat helemaal niet erg vind. Hij lacht en wuift mijn uitleg weg. Hij wijst naar zijn oren en steekt zijn duim op. Ik lees verder. Te laat besef ik dat hij mij wilde waarschuwen: misschien was ik zo verdiept in mijn boek en mijn muziek dat ik de halte niet had opgemerkt. Ik wil nog eens vriendelijk glimlachen, maar hij ziet het niet. Uit zijn rugzak heeft hij een blik bier gehaald, dat hij zo bruusk openmaakt dat het schuim over de grond spuit. Het is kwart over acht.

Een seconde lang vraag ik mij af of ik misschien jaloers ben, maar ik beslis even snel van niet. Het zal wel die muziek zijn waar ik zo neerslachtig van word. Ik stap uit en wens hem nog een mooie dag, mijn kleine, stinkende, bezopen beschermengel. Hij lacht terug. Ik eet een pruim en let erop dat het sap niet over mijn kin naar beneden loopt. Ik ben nogal eens een meneer. Ik loop in Brussel en de zon schijnt. Ik loop in Brussel en het beste is voorbij. Dit is de allermooiste kutdag.

Kijk niet zo blij, lief. Dat is irritant.

Some unholy war terwijl de trein het station binnenrijdt en het buiten al belachelijk vroeg begint te schemeren: maar goed dat ik niet écht labiel ben, want een donderdagavond beginnen met zoveel clichés, dat is om ellendig van te worden. Misschien moet ik opnieuw gaan roken, daar word ik wel rustiger van. Geen crack ofzo hoor, gewoon sigaretten. Of crack.

De professor had gelijk:  Nemen wij nu samen afscheid van de liefde is een mooi boek. Een goéd boek zelfs, en daar ben ik blij om, want er gaat niets boven een goed debuut. Ik schat dat die hele populaire cultuur al tachtig keer meer sterke debuten heeft voortgebracht dan sterke opvolgers.

Continue reading