Faces and worlds that no one else will ever know

Later zullen we zeggen: ‘het sneeuwde toen jullie geboren werden. Dat hadden we hier nog nooit gezien, zo laat in maart.’

Ik was moe die dag. Niet gewoon moe na een week hard werken, maar moe van het besef dat er geen tijd is voor alles wat ik wil en ziek ook, nog maar eens, en moe van zo vaak terug naar huis met de laatste trein uit Gent.

Voor ik bij jullie kon, moest ik mijn armen wassen met speciale zeep. Ik bediende de kraan met mijn ellebogen, zoals ik dat dokters op de televisie wel eens had zien doen. Veel maakte het niet uit: ik durfde mijn volledig bacterievrije handen toch alleen maar te gebruiken om de deur achter mij weer dicht te schuiven, of om het dekentje goed te leggen waarmee jullie bed verduisterd werd. Jullie zagen er zo klein en kwetsbaar uit dat ik bang was dat ik dwars door jullie heen zou drukken als ik jullie zou aanraken.

Jullie vader voelde zich veel meer op zijn gemak. Hij stak zijn hand door het gat in de zijkant van de glazen bak en streelde jullie met één vinger voorzichtig over de wang. Zoals altijd liep hij rond alsof hij alles onder controle had, maar toen hij tegen jullie praatte, merkte ik iets in zijn stem dat ik nog niet eerder had gehoord.

Ik was moe die dag, van alles en van de chaos die er was geweest, maar toen ik terug naar huis wandelde voelde ik daar niets meer van.

Later zal ik zeggen: ’toen jullie kwamen, begon de dooi.’

Wat een beroerde dingen droom ik

Het is zaterdagochtend 22 december. Terwijl ik zoals ieder jaar aan het eerste hoofdstuk van De Avonden begin, kunnen jullie hier een paar minuten tijd vergooien aan die andere hardnekkige traditie:

  • Boek:  het jaar begon met  Het schuwste dier  en eindigde met  De verjaardagen  en vooral dat laatste wil ik het liefst voor altijd blijven knuffelen. Tussendoor waren er  De laatste caracara  en  Massa en zullen er altijd columns van Charlie Brooker zijn.
  • Cd: Jack White  heeft mij omvergeblazen zoals hij dat op mijn twintigste kon. Verder was ik erg blij met de debuten van Douglas Firs en Liesa Van der Aa  en met het  nieuwe werk van Ben Folds Five en The xx  –  al durf ik dat dankzij Flavorwire niet meer toe te geven.
  • Film:  voortdurend een krop in de keel bij Amour, tranen bij Jagten. Een trapje lager staan dan de Woody Allen documentaire en Moonrise Kingdom.
  • Theater: Braakland/ZheBilding heeft een nieuwe speeltuin in mijn stad en ik ben blij dat ik daar Lev mocht zien. Daarbuiten was het opnieuw een mager jaar.
  • Concert: ik geloof nog steeds niet helemaal dat ik  The Lemonheads heb gezien. Ook onvergetelijk was het Motownmomentje tijdens de cd-voorstelling van Douglas Firs.
  • Tentoonstelling: Damien Hirst in Tate Modern. Met stip.
  • Televisie:  aan vierenzestigvoudige snelheid doorgespoelde reclameblokken. Gewoon omdat het nog kon, dit jaar.
  • Werk: ik schreef mijn allerlaatste columns ooit en keerde even terug op de radio. Ik maakte tekeningetjes in een galerij en op de Boekenbeurs. Ik hing mijn eigen stad vol astronauten en ging in een andere stad uitleggen hoe het nu zit met dat boek. Ik heb niet langer het gevoel dat iets moét, en dat is een luxe.
  • Persoonlijk: mensen naar wie ik opkeek gingen dood. Andere mensen gingen weg of ik bij hen. Wel lijkt het alsof alles nu even rustig wordt. God, laat het rustig worden.

Diepenbroek

Twee weken geleden kreeg ik van the man een brief met de verwittiging dat mijn identiteitskaart zou vervallen. Door een fout in de computer van de gemeente heb ik nu niet alleen een nieuwe kaart, maar ook een volledig nieuwe identiteit gekregen.

Ik ben nu meester San, van het vierde jaar van de basisschool in Diepenbroek. Mijn leerlingen zijn lief, en ze werken goed mee in de klas. Wanneer ik vraag wat ze later willen worden, antwoordt een groot deel van hen: “meester, zoals u.” Eentje wil dokter worden. Ik vertel haar dat dat vast wel lukt, maar dat ze dan ook voor werkwoordsvormen altijd goed haar best moet doen.

Een wil Tom Boonen worden, een ander wil op tv.

Ik woon op een verdieping boven in het huis van de ouders van mijn vrouw. Het zijn aardige mensen, en ze begrijpen dat wij soms ook behoefte hebben aan gewoon een avond alleen. Ik heb twee kinderen die nog nooit het dorp zijn uitgeweest.

Mijn grootste angst is dat een van hen iets zou overkomen. Mijn grootste angst is dat wat wij samen hebben, veel te vroeg voorbij zal zijn.

Op 21 november 2017 vervalt mijn identiteitskaart opnieuw. Elke dag vanaf dan zal ik Diepenbroek missen.

Mensen als plaktatoeages (3/3)

Zoals die rit zaterdagochtend, toen mijn trein zo veel vertraging had dat ik zelfs ondanks een ruime veiligheidsmarge de aansluiting naar Amsterdam zou missen. Ik twijfelde even, maar liep dan toch het perron af, haalde een pak geld uit de bankautomaat en nam de trap naar het stationsplein, waar drie taxi’s op een rij stonden te wachten.

Ik klopte aan op het raam van de voorste, en vroeg de chauffeur of hij mij naar Brussel-Zuid kon brengen. “Natuurlijk,” zei hij en hij lachte. Iets te traag naar mijn zin voerde hij de bestemming in op de gps. Hij maakte een typfout en moest opnieuw beginnen. Het zou erom spannen.

De chauffeur stelde zichzelf voor als Felix. Hij bleek een babbelaartje. Ik deed mijn best om het gesprek mee gaande te houden, maar was te gespannen omdat ik nog steeds niet zeker wist of ik mijn trein zou halen. Felix vertelde honderduit over zichzelf, zijn zoon en dochter en alle professoren die hij doorheen de jaren als vaste klant had gehad – zoals de dokter die mee de eerste aidsremmer had ontdekt en een apotheker die op zijn negentigste nog een leerstoel had in Washington.

Felix keek mij zo veel mogelijk aan wanneer hij tegen mij praatte. Dat leek mij niet bijzonder veilig. Hij reed niet te snel, maar af en toe zwenkte hij breed uit, tot ver over de linker- of rechterlijn van het rijvak.

“Die apotheker is altijd kerngezond geweest,” vertelde hij, “tot enkele jaren geleden ook zí­jn vrouw is gestorven. Daarna ging het snel bergaf.”

In Brussel waren enkele tunnels afgesloten voor het verkeer. Felix onderbrak zijn verhaal om uit te zoeken welke omleiding hij het best kon volgen. Terwijl hij naar buiten tuurde, keek ik naar zijn vrolijke, oude gezicht. Om zijn bolle kop spande een veel te kleine bril, die met een touwtje om zijn nek hing zodat hij hem snel kon op- of afzetten.

Hier is een man, dacht ik, een blije vierenzeventigjarige weduwnaar, die al zijn vreugde haalt uit dit soort kleine gesprekjes met vreemden, waarvan sommige mensen hem voor altijd zullen bijblijven en anderen zoals ik vanavond weer vergeten zullen zijn.

Mensen als plaktatoeages (2/3)

Ik rijd achterin een taxi door een betere buurt van Brussel. Dat klinkt alsof ik het helemaal heb gemaakt, of tenminste op weg ben om het binnenkort te maken. Zo voelt het niet: ik ben bijna dertig, de leeftijd waarop je het stilaan mag beginnen te weten, en ik weet nog niets. Ik maak geen keuzes en ik heb geen benul van wat ik kan. Ik werk. Daarna lig ik wakker en denk na over wat jij hebt gezegd. Ik zie er niet uit. Ik heb vet rond mijn borstspieren dat beweegt wanneer ik te snel een trap op- of afloop en mijn buik steekt naar voren door het vele stilzitten. Er zijn mensen van wie ik hou, veel zelfs, maar de tijd die ik met hen doorbreng is zo kort – twee glazen wijn tussen mijn werk en mijn andere werk, een snel gesprek op een parkeerterrein – dat hun liefde geen blijvende afdruk nalaat. Mensen als plaktatoeages, weggedoucht na afloop van iedere dag, waarna ik mijn witte huid in de spiegel probeer te negeren.

Het is de druk, lief. Het is het nu of nooit dat, zonder dat ik het zelf besefte, opeens voor alles tegelijk is gaan gelden. Het is dit kwartier achterin een taxi, met veel te veel beenruimte en leer dat koel aanvoelt op mijn rug, dat mij eraan herinnert hoe rust kan zijn.

Mensen als plaktatoeages (1/3)

Mijn ouders hebben mij links-progressief opgevoed. Daar heb ik nooit veel van gemerkt, behalve dat mijn zus niet op tennis mocht – dat was een sport voor bourgeois. Toch ligt daarin ergens de oorsprong voor de schaamte die ik voel telkens wanneer ik een taxi bestel voor een traject dat ik ook met het openbaar vervoer had kunnen afleggen.

Zoals die ene rit vorige week, van mijn werk naar een afspraak op de Reyerslaan. De chauffeur verontschuldigde zich: hij was wat later omdat hij een verkeerd huisnummer had opgeschreven. Hij vroeg of hij een langere, maar snellere weg mocht nemen zodat ik zeker nog op tijd zou aankomen.

Zo kwam het dat wij in een vreemde bocht naar de rand van de stad reden, langs grote lanen die ik enkel herkende van het journaal. In niets leken ze op de smalle straatjes waar de bus zich doorheen wringt, in buurten waar geen blanke mensen in kostuum te zien zijn, maar wel de Iraanse supermarkt en een kleine kermis van een kraampje of vier op het plein waar elke dinsdag markt wordt gehouden.

De chauffeur zei verder niets meer, maar keek mij af en toe aan via de achteruitkijkspiegel, die een kader uitsneed rond zijn dikke wenkbrauwen en doordringende bruine ogen. De rest van zijn gezicht kon ik zien op het plastic certificaat dat voor mij op de rug van de passagierszetel kleefde. De chauffeur had geen naam, alleen een nummer. Ik heb twee namen, twee levens die elkaar veel te dicht raken en een rusteloosheid waarvan ik maar niet genees.

I’ve built my dreams around you

Het spijt me, het spijt me zo, maar de irritatie die mijn eindejaarslijstjes bij jullie opwekken is veel kleiner dan de paniek die ik zou voelen door te breken met een jarenlange traditie. Dit was bijgevolg 2011:

  • Boek: Freedom  was te vervelend en het boek van Jon Richardson te herkenbaar. Het zusje van de bruid was net vervelend genoeg en het boek van Rob Waumans net herkenbaar genoeg.
    Update: het is 31 december, elf uur ’s ochtends en ik heb net in één ruk door Onder vrienden van Paul Baeten Gronda uitgelezen. Het bleek het enige boek dat ik hier, nu, op mijn bijna-dertigste absoluut moést lezen – een perfecte spiegel van mijn eigen gedachten. Op de valreep, maar absoluut top.
  • Cd: The  Vaccines maakten de lente, maar werden gemakkelijk aan de kant geschoven voor Roosbeef en Spinvis. Dit jaar pas heb ik voor het eerst For Emma, forever ago gehoord. Dit jaar pas heb ik voor het eerst The National gehoord. Ook mijn ontdekkingen spaar ik op voor crisistijden.
  • Film: Submarine eindigt op eenzame hoogte. In Vlaanderen hebben veel te weinig mensen Noordzee, Texas gezien – zonder twijfel de film die mij dit jaar het meest heeft verrast.
  • Theater: het gat dat de Joke Schauvliege Challenge heeft achtergelaten, is nooit gevuld geraakt. In 2011 heb ik werkelijk niets gezien dat een plaats in deze lijst verdient.
  • Concert: brons voor  Roosbeef op een veel te koude avond in Gent, het zilver gaat naar de eenmansstunt van Elvis Costello in de Elizabethzaal. Beirut eindigt nog een plaats hoger dan in 2010. Als dit zo doorgaat, moet ik tegen volgend jaar voor Zach Condon een nieuwe kleur medaille verzinnen.
  • Televisie:  het was een goed jaar voor de Britse commerciële televisie, dankzij  10 o’ clock live en de  Black Mirror-reeks.
  • Werk:  het lijkt alsof alles perfect is gegaan, met een relletje, een nieuwe opdrachtgever, voorstellen die blijven binnenkomen en zelfs een nominatie voor een grotemensentaalprijs. Waarom lijkt het dan nog steeds alsof ik zomaar wat doe?
  • Persoonlijk: het was het jaar van besluiteloosheid en voor alles bang. Het was een jaar van alles kwijt. En toch heb ik me af en toe uitstekend geamuseerd. Toen ik pas met het internet begon, bestonden er van die ellendige vragenlijsten die je moest invullen en doorsturen naar je vrienden. Eén vraag daarin luidde altijd: “wie is de leukste persoon die je dit jaar hebt leren kennen?” Begin maar te kiezen, met zo veel  lieve  nieuwe mensen.