Geef me iets om naar uit te kijken. Geef me iets stoms. Geef me een halve middag buiten in de laatste zon. Lach. Toon me de tekeningen op je armen na het stilliggen op het gras. Zeg heel lang niets, zeg op het verkeerde moment veel te veel. Praat honderduit. Vertel over de mensen die voorbij komen en wat er mis is met hun hond. Vraag of ik wel luister, betrap me wanneer ik staar naar je handen of naar dat ding dat je doet met je mond.
Categorie: nieuw
There’s just one lonely present
Een verplichte pauze is geen excuus om met tradities te breken, hoe vervelend die tradities ook mogen zijn. Hier is mijn eindejaarslijstje voor het jaar des Heeren 2013:
- Boek: blij met Straus Park van PB Gronda, zowel om wat het beloofde als om hoe het afliep. Blij met mijn beslissing om vanaf nu nooit meer Lanoye te lezen. Blij met dat boek dat zijn beste tot nu toe had moeten zijn, niet zijn beste voorgoed.
- Cd: de nieuwste en hardste van De Jeugd. Trouble will find me. Racine Carrée, perfect op dat ene botsautonummer na. Ach, uiteindelijk heb ik toch nog het vaakst geluisterd naar die nieuwe cd met oude nummers van Tindersticks.
- Film: door niets méér omver geblazen dan door Beasts of the southern wild, al had ik die volgens de regels in 2012 moeten kijken.
- Theater: het weinige dat ik heb gezien, heeft mij zo erg teleurgesteld of verveeld dat ik al vroeg in het jaar besloot om mijn theaterbudget aan voetbal te spenderen – en ook dat stelde meestal niet veel voor. Voor 2014: raak mij, iémand!
- Concert: het feest bij Jools Holland in Het Depot, de tranen bij The National in het Koninklijk Circus.
- Tv/radio: het is goed dat een programma als De Ideale Wereld bestaat. Aan de andere kant van het spectrum: management killed the radio star.
- Werk: het was het jaar waarin ik een prijs won zonder iets van belang te hebben geschreven, waardoor ik nooit het gevoel kreeg dat ik die prijs echt verdiende. Het was het jaar waarin ik helemaal op het einde dan toch nog brak.
- Persoonlijk: in 2013 werd ik dertig, en het memorabele feest dat ik naar aanleiding daarvan wilde geven, heeft ervoor gezorgd dat ik de rest van het jaar niet meer buiten durfde.
Ik hielp al mijn vrienden verhuizen, en zij mij, en iedereen vertelde dat dat niet betekende dat er nu iets kapot zou gaan, het werd alleen ánders, maar dat is typisch zoiets wat mensen zeggen vlak voor er iets kapot gaat.
Alles mag kapot gaan en ik zal het verdragen, want het allermooiste kwam mijn wereld in.
Faces and worlds that no one else will ever know
Later zullen we zeggen: ‘het sneeuwde toen jullie geboren werden. Dat hadden we hier nog nooit gezien, zo laat in maart.’
Ik was moe die dag. Niet gewoon moe na een week hard werken, maar moe van het besef dat er geen tijd is voor alles wat ik wil en ziek ook, nog maar eens, en moe van zo vaak terug naar huis met de laatste trein uit Gent.
Voor ik bij jullie kon, moest ik mijn armen wassen met speciale zeep. Ik bediende de kraan met mijn ellebogen, zoals ik dat dokters op de televisie wel eens had zien doen. Veel maakte het niet uit: ik durfde mijn volledig bacterievrije handen toch alleen maar te gebruiken om de deur achter mij weer dicht te schuiven, of om het dekentje goed te leggen waarmee jullie bed verduisterd werd. Jullie zagen er zo klein en kwetsbaar uit dat ik bang was dat ik dwars door jullie heen zou drukken als ik jullie zou aanraken.
Jullie vader voelde zich veel meer op zijn gemak. Hij stak zijn hand door het gat in de zijkant van de glazen bak en streelde jullie met één vinger voorzichtig over de wang. Zoals altijd liep hij rond alsof hij alles onder controle had, maar toen hij tegen jullie praatte, merkte ik iets in zijn stem dat ik nog niet eerder had gehoord.
Ik was moe die dag, van alles en van de chaos die er was geweest, maar toen ik terug naar huis wandelde voelde ik daar niets meer van.
Later zal ik zeggen: ’toen jullie kwamen, begon de dooi.’
Wat een beroerde dingen droom ik
Het is zaterdagochtend 22 december. Terwijl ik zoals ieder jaar aan het eerste hoofdstuk van De Avonden begin, kunnen jullie hier een paar minuten tijd vergooien aan die andere hardnekkige traditie:
- Boek: het jaar begon met Het schuwste dier en eindigde met De verjaardagen en vooral dat laatste wil ik het liefst voor altijd blijven knuffelen. Tussendoor waren er De laatste caracara en Massa en zullen er altijd columns van Charlie Brooker zijn.
- Cd: Jack White heeft mij omvergeblazen zoals hij dat op mijn twintigste kon. Verder was ik erg blij met de debuten van Douglas Firs en Liesa Van der Aa en met het nieuwe werk van Ben Folds Five en The xx – al durf ik dat dankzij Flavorwire niet meer toe te geven.
- Film: voortdurend een krop in de keel bij Amour, tranen bij Jagten. Een trapje lager staan dan de Woody Allen documentaire en Moonrise Kingdom.
- Theater: Braakland/ZheBilding heeft een nieuwe speeltuin in mijn stad en ik ben blij dat ik daar Lev mocht zien. Daarbuiten was het opnieuw een mager jaar.
- Concert: ik geloof nog steeds niet helemaal dat ik The Lemonheads heb gezien. Ook onvergetelijk was het Motownmomentje tijdens de cd-voorstelling van Douglas Firs.
- Tentoonstelling: Damien Hirst in Tate Modern. Met stip.
- Televisie: aan vierenzestigvoudige snelheid doorgespoelde reclameblokken. Gewoon omdat het nog kon, dit jaar.
- Werk: ik schreef mijn allerlaatste columns ooit en keerde even terug op de radio. Ik maakte tekeningetjes in een galerij en op de Boekenbeurs. Ik hing mijn eigen stad vol astronauten en ging in een andere stad uitleggen hoe het nu zit met dat boek. Ik heb niet langer het gevoel dat iets moét, en dat is een luxe.
- Persoonlijk: mensen naar wie ik opkeek gingen dood. Andere mensen gingen weg of ik bij hen. Wel lijkt het alsof alles nu even rustig wordt. God, laat het rustig worden.
Diepenbroek
Twee weken geleden kreeg ik van the man een brief met de verwittiging dat mijn identiteitskaart zou vervallen. Door een fout in de computer van de gemeente heb ik nu niet alleen een nieuwe kaart, maar ook een volledig nieuwe identiteit gekregen.
Ik ben nu meester San, van het vierde jaar van de basisschool in Diepenbroek. Mijn leerlingen zijn lief, en ze werken goed mee in de klas. Wanneer ik vraag wat ze later willen worden, antwoordt een groot deel van hen: “meester, zoals u.” Eentje wil dokter worden. Ik vertel haar dat dat vast wel lukt, maar dat ze dan ook voor werkwoordsvormen altijd goed haar best moet doen.
Een wil Tom Boonen worden, een ander wil op tv.
Ik woon op een verdieping boven in het huis van de ouders van mijn vrouw. Het zijn aardige mensen, en ze begrijpen dat wij soms ook behoefte hebben aan gewoon een avond alleen. Ik heb twee kinderen die nog nooit het dorp zijn uitgeweest.
Mijn grootste angst is dat een van hen iets zou overkomen. Mijn grootste angst is dat wat wij samen hebben, veel te vroeg voorbij zal zijn.
Op 21 november 2017 vervalt mijn identiteitskaart opnieuw. Elke dag vanaf dan zal ik Diepenbroek missen.
Mensen als plaktatoeages (3/3)
Zoals die rit zaterdagochtend, toen mijn trein zo veel vertraging had dat ik zelfs ondanks een ruime veiligheidsmarge de aansluiting naar Amsterdam zou missen. Ik twijfelde even, maar liep dan toch het perron af, haalde een pak geld uit de bankautomaat en nam de trap naar het stationsplein, waar drie taxi’s op een rij stonden te wachten.
Ik klopte aan op het raam van de voorste, en vroeg de chauffeur of hij mij naar Brussel-Zuid kon brengen. “Natuurlijk,” zei hij en hij lachte. Iets te traag naar mijn zin voerde hij de bestemming in op de gps. Hij maakte een typfout en moest opnieuw beginnen. Het zou erom spannen.
De chauffeur stelde zichzelf voor als Felix. Hij bleek een babbelaartje. Ik deed mijn best om het gesprek mee gaande te houden, maar was te gespannen omdat ik nog steeds niet zeker wist of ik mijn trein zou halen. Felix vertelde honderduit over zichzelf, zijn zoon en dochter en alle professoren die hij doorheen de jaren als vaste klant had gehad – zoals de dokter die mee de eerste aidsremmer had ontdekt en een apotheker die op zijn negentigste nog een leerstoel had in Washington.
Felix keek mij zo veel mogelijk aan wanneer hij tegen mij praatte. Dat leek mij niet bijzonder veilig. Hij reed niet te snel, maar af en toe zwenkte hij breed uit, tot ver over de linker- of rechterlijn van het rijvak.
“Die apotheker is altijd kerngezond geweest,” vertelde hij, “tot enkele jaren geleden ook zíjn vrouw is gestorven. Daarna ging het snel bergaf.”
In Brussel waren enkele tunnels afgesloten voor het verkeer. Felix onderbrak zijn verhaal om uit te zoeken welke omleiding hij het best kon volgen. Terwijl hij naar buiten tuurde, keek ik naar zijn vrolijke, oude gezicht. Om zijn bolle kop spande een veel te kleine bril, die met een touwtje om zijn nek hing zodat hij hem snel kon op- of afzetten.
Hier is een man, dacht ik, een blije vierenzeventigjarige weduwnaar, die al zijn vreugde haalt uit dit soort kleine gesprekjes met vreemden, waarvan sommige mensen hem voor altijd zullen bijblijven en anderen zoals ik vanavond weer vergeten zullen zijn.
Mensen als plaktatoeages (2/3)
Ik rijd achterin een taxi door een betere buurt van Brussel. Dat klinkt alsof ik het helemaal heb gemaakt, of tenminste op weg ben om het binnenkort te maken. Zo voelt het niet: ik ben bijna dertig, de leeftijd waarop je het stilaan mag beginnen te weten, en ik weet nog niets. Ik maak geen keuzes en ik heb geen benul van wat ik kan. Ik werk. Daarna lig ik wakker en denk na over wat jij hebt gezegd. Ik zie er niet uit. Ik heb vet rond mijn borstspieren dat beweegt wanneer ik te snel een trap op- of afloop en mijn buik steekt naar voren door het vele stilzitten. Er zijn mensen van wie ik hou, veel zelfs, maar de tijd die ik met hen doorbreng is zo kort – twee glazen wijn tussen mijn werk en mijn andere werk, een snel gesprek op een parkeerterrein – dat hun liefde geen blijvende afdruk nalaat. Mensen als plaktatoeages, weggedoucht na afloop van iedere dag, waarna ik mijn witte huid in de spiegel probeer te negeren.
Het is de druk, lief. Het is het nu of nooit dat, zonder dat ik het zelf besefte, opeens voor alles tegelijk is gaan gelden. Het is dit kwartier achterin een taxi, met veel te veel beenruimte en leer dat koel aanvoelt op mijn rug, dat mij eraan herinnert hoe rust kan zijn.