As she’s kissed by ocean mist

Ze heeft ze eigenlijk niet nodig, de zomerjurkjes die ze draagt en die opwaaien, niet door de wind maar omdat ze lachend balletsprongen maakt. Ze pronkt en ze ziet eruit “alsof ze door verneveld water wordt gekust”, zoals Mark Kozelek ooit zong, maar krijg maar eens uitgelegd wat hij daarmee bedoelde.

Precies zo ziet ze er dus uit, in jurkjes gebold of gebloemd die je eraan herinneren hoe de jaren vijftig waren, met daarin kleine borsten die worden gedragen door kleuren als mijn handen zo scherp. Jurkjes, hier en daar in halve cirkels verzwaard door zweet dat zowel van haar als van mij zou kunnen zijn, dat zout wordt wanneer het droogt in de zon en waarvan ik hoor hoe het kraakt tussen een arm en nog een arm, of de holte van een rug, of een been in een hals – dat heeft nu niet zoveel belang.

En net zoals Mark zou ik dit moment in een lied willen bevriezen om haar te beschermen tegen later, tegen een tijd waarin we niet meer zullen praten en misschien niet eens meer samen slapen. Ik stel het nu wat overdreven, want ze heeft ze eigenlijk niet nodig, de jurkjes die ze draagt, om mijn dagen beter te maken. Maar ze helpen wel.

Vogels

Niemand vertelt mij ooit iets. Het duurde tot zaterdagavond voor ik erachter kwam dat er dit weekend een kunstenfestival voor jongeren doorging in de voormalige pornobioscoop de Molens van Orshoven. Toneel en jonge meisjes voor maar twee euro? Ik liet een koffie, een half gewiede tuin en een half gefêteerde moeder achter om niet te laat te komen voor Vogels gaan ook dood.

De matinee was uitverkocht, maar twee vriendelijke kassamensen met een dikke stift wilden daar gerust een mouw aan passen. Ik kreeg een plaats achter een zesjarige tweeling die dezelfde kleren en vlechtjes droeg. De stoelen stonden zo dicht bij elkaar dat de mevrouw links van mij mij bijna voortdurend aanraakte. Op het podium lagen vier figuren te slapen. Vroeger sliep ik zelf ook wel eens, maar dat is een tijd geleden.

Continue reading

Schönberg

Ik liep in het donker door de tuin achter het faculteitsgebouw waar ik na mijn allerlaatste examen nooit meer ben binnengeweest. Het was een examen muzieksociologie: een redelijk ingewikkelde cursus over Adorno, auditieve flashbacks en de muziek van Schönberg, die het  meest waarachtig zou zijn van allemaal. “Enfin, mijn allerlaatste examen, dat hoop ik toch”, lachte ik en de professor verzekerde mij dat ik mij over zijn vak alvast geen zorgen moest maken.

Gisteren liep ik dus opnieuw door die tuin en ik volgde dezelfde paadjes als toen, in de hoop dat ik mij zou herinneren wat ik na afloop heb gedaan om dat moment te vieren. Er kwam niets. Mijn hoofd bleef leeg.

Als jij mij veel later vraagt wat ik vanmorgen heb gedaan, dan zal ik nog perfect kunnen navertellen hoe ik struikelde  over een verraderlijk trapje in de gang, de deur twee keer achter mij  moest dichttrekken voor ze sloot en even verderop merkte dat de politie mijn auto nog maar eens naar de Bodartparking had gesleept. En hoe alles buiten rook naar nieuw.