Meisje met een heupflacon (1)

Dinsdagnacht op de trein ben ik aan de praat geraakt met een koppel stomdronken Canadezen. Dat viel nog niet mee, omdat ze voortdurend in slaap vielen middenin het gesprek en zich daarna niet meer konden herinneren wat ze mij precies hadden gevraagd. De eerste was slank, met warrig zwart haar en een baard en koos er al snel voor om gewoon tegen het raam verder te dutten. De tweede was dikker, had kort blond haar en gaf een veel jovialere indruk, al lag dat waarschijnlijk aan de Deliriums die hij de hele avond had gedronken.

De twee moesten naar Leuven en net zoals ik waren ze per ongeluk op de traagst mogelijke trein gestapt. We hielden halt in plaatsen als Haren-Zuid, Erps-Kwerps en Veltem en bij elk van die tussenstops moest ik de blonde jongen ervan overtuigen dat hij echt wel de goede kant op ging. Hij lag languit, met zijn voeten op de bank, en kreeg daarover een opmerking van de conductrice. Toen zij even later terugkwam met een paar krantjes om onder zijn schoenen te leggen, was hij daarvan zo onder de indruk dat hij “I love you” bleef roepen tot ze helemaal uit het zicht was verdwenen.

Na bijna drie kwartier reden we Leuven binnen. De Canadezen en ik wensten elkaar nog een prettige nacht. De laatste bus was al vertrokken, ik moest te voet naar huis.  Aan het einde van de Bondgenotenlaan kwam ik de dikke jongen opnieuw tegen: hij reed mij zwalpend voorbij op een damesfiets. Zijn vriend was nergens te zien.

My baby’s no Crosby fan

“Op dit moment zijn mannetjes in mijn huis een nieuwe kabel aan het leggen. Ik verwacht het ergste voor wanneer ik vanavond thuiskom”, zo vertelde ik ’s middags aan het jongste meisje dat ik ken. In ruil voor een pak Cent Wafers liet zij mij delen van Brussel zien waar ik nog nooit was geweest.

Ze toonde mij de straten waar Joost Vandecasteele rondloopt, op zijn weg terug van de McDonald’s waar hij in alle lelijkheid zijn boeken schrijft. Wijken waar de bewoners hun voeten in beton gieten om niet uit hun huizen te worden gezet. Café’s waar boomlange en bloedmooie zwarte serveuses wijnglazen volschenken, helemaal tot aan de rand.

Ik reed met de metro terug naar het werk zonder één fout te maken bij het overstappen. Een Indisch of Pakistaans jongetje in een kinderwagen gooide dinosaurussen in het rond en ik raapte die weer voor hem op. De verkoper van de daklozenkrant rolde met zijn ogen toen ik hem in mijn beste Frans uitlegde dat ik geen geld bij me had, maar dat was niet eens gelogen.

Alles wat ik zag was van zo’n immense lelijkheid dat ik er zo snel mogelijk over wilde schrijven. Toen ik thuiskwam bleken mijn zorgen ongegrond geweest: de mannetjes hadden het internet hersteld. Ik begon aan dit stukje en daarna schreef ik er nog een en ik hield van de hele avond niet meer op.

When I’m with you, I have fun

Ik kwam als eerste aan bij het café. Door het raam zag ik een meisje zitten op wie ik vroeger nog verliefd was geweest, dus liep ik voor de veiligheid nog een blokje om. Toen na een tweede en derde keer kijken bleek dat ik me had aangesteld, ging ik naar binnen. Ik nam plaats aan de toog en bestelde een bier. “Jij bent hier nog nooit geweest”, merkte de barman op. Ik beaamde dit, waarop hij verwoede pogingen deed om een gesprek met mij aan te knopen.   Hij begon over het weer, over mijn tongval en over de warmte die zijn authentieke haardvuur op gas uitstraalde, maar op dat soort van gesprekken heb ik nooit geoefend. Mijn standaardgrappen schoten te kort.

Continue reading

Until you take a look around

Ik kon me niet goed voorstellen hoe ver achttien meter was, dus heb ik het afgemeten. Met grote passen liep ik van G. en I. weg, ik draaide mij om en met één oog dicht nam ik hen  tussen duim en wijsvinger vast.

Zo groot was jij nog toen je vorige week losliet. Toen een lans geen houvast meer bood, net zomin als de aanmoedigingen van je vrienden op de grond.

Ik heb gehoord dat die ene seconde waarin je valt een eeuwigheid lijkt te duren. Klopt dat,  Olivio? Zweef jij daar nu nog steeds, ergens in die uitgestrekte ruimte van alles wat je durfde? En wat zie je en hoor je daar? Heb je nog dat verslavende gevoel van de elektriciteit die door je zenuwen raast of ben je alleen maar bang?

Je vrienden hebben een vlag van Bob Marley opgehangen aan het hek van de bibliotheek. Daardoor weet ik dat wij elkaar waarschijnlijk niet leuk hadden gevonden. En toch doet het mij veel meer dan ik toegeef, wanneer ik het plein oversteek en zie hoe alle mensen die in de andere richting hetzelfde doen heel even naar boven kijken, naar waar jij was of nu nog altijd hangt.

Blijkbaar kan het toch, tientallen wildvreemden ontroeren door iets ontzettend doms te doen. Dat is de meest geruststellende gedachte die ik sinds lang heb gehad.

Varkentje (slot)

Een man op de trein droeg een muts die zo lelijk was dat ik zelfs de mogelijkheid uitsloot dat hij haar ironisch droeg. Om hem niet meer te moeten aankijken, sloot ik mijn ogen en concentreerde mij op de intrieste muziek. De cello’s begonnen net aan hun doodsstrijd toen in Leuven Maartje op mij kwam afgereden. Ik probeerde iets liefs te zeggen over haar nieuwe haarkleur. In ruil daarvoor bood ze mij een drankje aan, maar dat sloeg ik af omdat ik nog ver moest stappen. Te laat besefte ik dat ik het hele dagdeel nog niets had gedronken.

Ik bracht het varkentje terug. De mama van M. had mij al uitgebreid uitgelegd hoe ze de tekening was kwijtgeraakt en, in een volgende mail, hoe ik haar huis kon vinden. Pas na twee keer bellen deed een oude man de deur open. Door een kier, net breed genoeg om er zijn hoofd tussen te passen, keek hij mij nerveus en wantrouwig aan. Een paar lange grijze haren waren strak achteruit gekamd over zijn verder kale schedel. “Hield hij een shotgun op je gericht?”, zou Geert later vragen, maar daar kom ik nog aan. Na een korte uitleg herinnerde de opa zich waarvoor ik kwam. Hij bedankte mij vriendelijk in het Zuid-Limburgs, maar gooide de deur dicht zonder zichzelf te laten uitspreken.

Op weg naar huis kwam ik dus Geert tegen. Die begroette mij met “ik zie je graag” en ik vroeg mij af waarom andere mensen dat niet wat vaker zeggen. Ik vertelde hem over de grootvader. “Hield hij een shotgun op je gericht?”, vroeg Geert en ik zei: “haha, neen”. Daarna nam ik de bus. Ik was niet later thuis dan op een normale dag, maar ik had wel heel erge dorst.

Varkentje

In het park kijk ik omhoog naar de groenwerkers die pro forma wat snoeien omdat dat zo in de jaarplanning staat. Ik laat mijn blik zakken en zie voor mijn voeten een stuk papier liggen met daaraan een roze pijpenrager. Het is een tekening van een varkentje, met in het midden een foto van een kleuter die ook als varkentje is verkleed. Hij draagt een snuit, geknutseld uit een eierdoos. Op de achterkant staat zijn naam, die begint met een M. De jongen had de tekening roze moeten kleuren met papiersnippers, maar ergens onderweg raakte hij het plakken beu. Ook de krul in de staart zat er nog niet in, die heb ik gemaakt.

Continue reading

You’re a bedtime story. The one that keeps the curtains closed.

Als er geld te verdienen viel met onafgewerke ideeën, zou ik nu al een leven leiden van alcohol, slechte vrouwen en rijstpap met fruitcocktail. Quod non. Omdat ik, net als iedereen, mijn tijd stop in die paar werkjes die misschien ooit nog eens wat zullen opleveren, moet ik regelmatig een idee schrappen waaraan ik al behoorlijk gehecht ben geraakt. Gelukkig heb ik deze site nog als vangnet.

Tijdens mijn studentenjaren heb ik, u weet zelf ook wel hoe dat gaat, op verschillende plaatsen in Leuven de nacht doorgebracht. Over al die plaatsen valt wel een verhaal te vertellen, en dat is precies wat ik wil doen: ik heb tien adressen uitgekozen om een kort stukje over te schrijven. Dat kan een anekdote zijn, één enkele foto, een tekening of misschien zelfs – gruwel –  poweezie.

Ik had al een paar verhaaltjes afgewerkt, maar die stonden op een usb-stick die het net begeven heeft. Die moet ik nog reconstrueren. Eens dat gebeurd is: twaalf weken lang, tien plaatsen, hier onder de titel ‘nachten’. U merkt het wel.

nachten