This is the long-distance call (1)

I.

Onderweg naar het Westerpark kom ik voorbij een school waar de kinderen net middagpauze hebben. Een Spaanse toerist die voor mij loopt, bukt zich om een oranje voetbal op te rapen die vastzit onder een auto. Hij wil hem terugwerpen, maar komt daarbij een halve meter te kort. Het jongetje aan de andere kant van het hek rolt met zijn ogen.

II.

Op de tentoonstelling A perfect day  deel ik alle tekeningen in onder “kan ik ook” of “kan ik niet”. Niet om de kwaliteit van het werk te bepalen, zoals mensen doen die voor het eerst in hun leven een museum voor moderne kunst binnenstappen, maar om de kwaliteit te bepalen van wat ik zélf maak. (Ik kom er niet zo goed vanaf.)

III.

Ik loop het park binnen langs een straat waar drie identieke herenhuizen staan, elk in een verschillende kleur. Ik weet nog dat zij hier ooit vroeg: “in welk van die huizen zou je het liefst wonen?” en dat ik dan zei: “in het lelijke grijze aan de overkant, dan kon ik elke dag naar alle drie kijken.”

IV.

Een zwerver met een draagbare radio luistert op een bank naar 7 Seconds van Neneh Cherry. Het refrein zingt hij heel luid mee: “I’ll be waiting.” Daarna kijkt hij bruusk op en zegt, tegen mij of tegen niemand in het bijzonder: “ik wacht al zo lang, jonge.”

It’s only hubris if I fail

Het weekend nadat Wouter Weylandt  was overleden, had ik geen zin meer om zelf te gaan fietsen. In de maanden daarna vond ik andere excuses, zoals het slechte weer en te veel werk, en na  de beelden van gisteren zag ik het al helemaal niet meer zitten om nog eens een toertje te maken. Zeker niet in mijn oude dorp, waar elke huisvrouw een auto heeft die breder is dan de wegen waarover ze moet rijden.

Maar die fiets was er nu, dus moest ik maar niet flauw doen. Ik ontbeet, kleedde mij om en vertrok. Na een half uur rijden sprong er, vlak voor een korte kasseistrook, van achter mij een tweede wielertoerist weg, die ik tot dan toe nog niet had opgemerkt. “Dat lukt zomaar niet, makker!”, zei ik bij mezelf. Ik schakelde wat zwaarder en zette aan. Zes seconden later bleek dat het wél zomaar zou lukken. Ik keek een beetje verdwaasd. “Ik hoop dat er deze zomer niemand meer valt”, dacht ik, “zodat ik eindelijk terug in conditie geraak.”

Er is iets gebeurd waardoor zij niet praten

I.

Voor de derde keer op een maand tijd zat ik ergens in het Brabantse hinterland langs de kant van de weg, met het achterwiel van mijn fiets op de schoot. Normaal gezien ben ik geen man die iets met zijn handen kan, dus geeft het mij een vals gevoel van zelfredzaamheid wanneer ik een nieuwe band opleg.

II.

Omdat ik toch niet genoeg vertrouwen had in mijn eigen werk om nog veertig kilometer verder te rijden, koos ik een kortere route naar het huis van mijn moeder. Ik at er courgettesoep met twee broodjes terwijl zij vertelde hoe het met mijn grootouders steeds slechter gaat.

III.

Ik nam de bus terug naar huis en miste mijn halte omdat ik ingesloten zat achter een vrouw die nog nooit met het openbaar vervoer had gereisd. Ze zat de hele weg nerveus om zich heen te kijken en hield haar ticket krampachtig vastgeklemd uit angst om het te verliezen.

IV.

Achter haar zag ik een kolos van een man uitstappen. Hij was kaalgeschoren en droeg een bomberjack. Op de achterkant van zijn hoofd stonden in gotische letters de woorden “white power” getattoeëerd. Ik schrok. Natuurlijk weet ik dat er zulke mensen bestaan, maar ik had er nog nooit een gezien zonder Louis Theroux tussen ons in.

V.

Terug in de stad ging ik op de nieuwe Dijleterrassen in de zon zitten lezen en ik probeerde te bedenken met hoeveel mensen ik hier liever zou zijn dan alleen. Ik geraakte niet verder dan drie.

Denkmal

I.

Bij het aanschuiven op de luchthaven stond ik achter Jan De Cock in de rij. Vlak voor Kerst zat ik nog gemoedelijk bij hem op het bureau, waar ik een Nespresso kreeg in een mooi vormgegeven kopje en een en ander probeerde uit te leggen over mijn werk. Deze keer kon ik alleen maar denken: als het vliegtuig straks neerstort, staat hij morgen in de krant en wordt er over mij met geen woord gerept.

Continue reading

Kyrieleis, tweemaal woordwaarde

Met de grootlichten aan lijkt rijden door de sneeuw altijd een beetje op Star Wars, en dat de auto niet meer wil remmen is maar een kleine prijs om te betalen voor zoveel binnenpret.

Mijn bestemming, dat raadt u nooit, was het kerstconcert van twee zangkoren uit een kleine parochie in Limburg. De kerk was verrassend mooi voor een gehucht met amper tweeënhalfduizend inwoners en de combinatie van dat imposante gebouw en de openingsgezangen deed mij zodanig denken aan het begin van een aflevering van Lewis dat ik mij de rest van de avond heb zitten afvragen wie het gedaan had, en wát dan wel, en met welk motief. Okee, een canonzang mislukte en een eigenwijze soliste lapte Leonard Cohens verbod om Hallelujah nog langer te coveren botweg aan haar laars, maar wie maalt daarom wanneer er ook Waka Waka en glühwein zijn?

Alsof dat niet duf genoeg was voor één weekend, passeerde ik ook nog even langs de koopzondag bij Ikea. Tegen alle verwachtingen in heb ik mij daar geen moment geërgerd, behalve misschien aan mezelf en aan een Franstalige familie die voorkroop in de rij aan de kantine. Neen, ik ben niet meer dezelfde als vroeger, maar ik ben wél helemaal terug. En hoe gaat het nu met jullie?

Vergeet Amsterdam

In een studentenkamer met zicht op de Amstel poseerde ik voor mijn nichtje Maite, die werkte aan een fotoreeks van mannen met een das. Ik moest natuurlijk en ontspannen op de vensterbank gaan zitten, legde Maite uit, maar zij wist niet dat ik nog nooit érgens natuurlijk en ontspannen had gezeten. Onder gemonkel van de juf van Latijn, die in de andere hoek van de kamer met de kamerpoes speelde, luisterde ik naar instructies over wat ik met mijn lichaam moest doen, al begreep ik met de beste wil van de wereld niet hoe ik die instructies naar een beweging kon vertalen. Een uur later leverde dat toch één bevredigende foto op en konden wij met de metro verder de stad in. We dronken koffie en aten broodjes terwijl aan de tafel achter ons jonge leerkrachten grappige verhalen vertelden over hun leerlingen – en zo schakelden al die heerlijk banale momenten zich aan elkaar tot opnieuw een dag in Amsterdam.

Continue reading

Truth be told, I’m not that bold

I.

In Brussel loopt een oude vrouw op mij af. Ze draagt een lange groene jas en haar haar zit in de war. Met beide handen omklemt ze stevig een houten kruis. Ze kijkt dwars door mij heen met een blik die ik nooit eerder heb gezien en steekt over door het rode licht.

II.

Thuis plant ik in een bloempot de onrijpe eikel die ik heb geplukt in het bos waar duizend jaar geleden een kasteel heeft gestaan. Ik probeer er een nieuwe boom uit te laten groeien. Tegen beter weten in, natuurlijk, maar wie altijd redelijk is in zijn ambities leert niet met mislukkingen om te gaan.

Continue reading