Gedichtenkater

zo graag had ik me
aan haar mond totaal
open gesneden.

Vorig jaar stond hier nog gewoon een volledig gedicht, maar echt koosjer is dat misschien niet. De drie regels hierboven zijn publiek domein geworden omdat zij al een half jaar lang als een gebedsoproep door mijn hoofd schallen.

Ik vierde gedichtendag door hier wat te lezen,  over Icarus, en hier, en natuurlijk ook  hier. Door in Leuven te gaan luisteren naar Bo met de droeve oogjes en door plannen te maken voor zaterdagavond. En dan te zeggen dat ik volgens mijn biograaf niet eens van poëzie houd.

My baby does the hanky panky

Mijn kapotgevroren handen zien eruit als slangenhuid. Hoe langer deze winter duurt, hoe verder de koude door mijn lichaam zal trekken, tot ik helemaal omwonden ben met gebarsten leer. Daarna zal ik vervellen, niet één keer maar tientallen keren en met ieder omhulsel dat ik afwerp word ik een iets betere man. Iemand die nieuwe dingen probeert en die ergens om geeft.

“Iemand zoals Henry Rollins?”, zal jij vragen en ik zal even nadenken en dat beamen. Iemand zoals Henry Rollins, die zijn huid van hardcorelegende en frontman jaren geleden al bij elkaar heeft geveegd en zich sindsdien toelegt op woorden alleen. De Henry Rollins die ik zo graag op Pukkelpop had gezien, vóór de zware-bierentent en een zware zonneslag daar anders over beslisten. Met kerst gaf mijn zusje mij een tweede kans cadeau.

Continue reading

Nooit nog raak ik een vrouw aan

Mislukken heeft iets geruststellends. Het moment waarop je merkt dat een plan nergens toe leidt en er dan maar voorzichtig een hoofdkussen op drukt. Hoe alle stress wegvalt en er tijd vrijkomt om aan iets nieuws te beginnen.

Vrijdagavond heb ik Ruth Joos een fragment horen voorlezen uit de nieuwe Peter Verhelst. Geen wonder dat ik sindsdien alleen nog kan schrappen.

En vakantie nemen. Morgen doe ik helemaal niets. Mijn vakantiegeld voor Londen is per ongeluk opgegaan aan nieuwe schoenen, maar een dagje Gent met die gekke Kaat kan er nog wel vanaf. Wat daar gebeurt, bewaar ik voor mijn offline dagboek – waarin ik trouwens nog twee weken retroactief moet invullen. Nog zo’n plan dat zich tegen mij heeft gekeerd.

Lift

Boris (7, bijna 8!): “Ik wil in een lift wonen, zodat ik naar boven en naar beneden kan wanneer ik wil.”

Een foto van mijn nichtje Maite en Rosalie de Weerd, gemaakt voor hun schoolopdracht over toekomstdromen. Ik ben stikjaloers op Boris.

.

.

John Cusack career advisor

Ik ben geen zonnestraaltje wanneer ik over mijn werk praat, dat weet iedereen die mijn twitterpagina volgt. De laatste weken slaat de depressie echter al toe zodra ik van de trein stap. De column daarover is sentimenteel, moralistisch, naïef en ruikt naar hippie, maar nu kan ik weer een maand verder.

Schaamte om acht cent.

Met Kerst heb ik een verhaal geschreven over een jongen die naar zijn werk gaat en daarna weer naar huis. Onderweg ziet hij steeds meer daklozen liggen, tot die de hele stad vullen en het onmogelijk wordt om ze nog langer te negeren. Uiteindelijk gaat hij met een dekentje en bier uit de nachtwinkel ook op straat slapen. Omdat ik niet meer zeker wist of ik dat allemaal wel zelf had verzonnen, heb ik het verhaal maar weggegooid.