All the world that you’ve denied (IV)

IV.

Waar ik mij nog het meest schuldig over heb gevoeld de afgelopen jaren, is over hoe banaal dit alles overkomt, alsof ik nooit ergens een goede reden heb kunnen geven waarom mijn oude leven opeens niet meer haalbaar bleek.

En misschien is het net dat: er is helemaal niet één goede reden. Elk van de gebeurtenissen die mij zijn overkomen, was behoorlijk onaangenaam, maar wel perfect draaglijk wanneer die onder normale omstandigheden zou zijn voorgevallen. Maar het gaat om de eindeloze opeenvolging ervan, het absolute gebrek aan rust, de opstapeling van feiten over een periode van maanden, waarin het leven, op elk moment wanneer ik dacht: ‘nu heb ik het ergste vast wel gehad, hierna wordt het kalmer’, nog één of twee dingen extra op mij afvuurde die mijn volledige lichamelijke en emotionele aandacht opeisten, die mij dwongen om te handelen, die nieuwe taken toevoegden die nóg dringender waren dan de vorige waarmee ik nog bezig was.

Continue reading

When you’re beautiful and dying (III)

III.

(Op deze plek geschreven in december 2013.)

De dokter duwde een naald in mijn arm terwijl ik haar opmerking probeerde weg te lachen dat ik gerust mocht gaan liggen als ik dacht te zullen flauwvallen. Maandenlang doen alsof er niets aan de hand was, alsof het vanzelf wel zou overgaan, had mij op deze plek gebracht, in ontbloot bovenlijf op een krakend stuk papier dat het witte leer van de stoel moest beschermen tegen mijn gebrekkige lichaam.

In het bloed was niet te zien wat er scheelde met mijn gestel en mijn rug. Nog een instorting later hield een tweede dokter mij thuis, met het bevel om te slapen en een voorschrift voor pillen die daarbij zouden helpen.

Continue reading

I’ll be on the other side (II)

II.

Aan de eerste dokter vertelde ik mijn verhaal met veel voorbehoud. Ik legde uit wat er met mijn rug was gebeurd, dat ik doodmoe was maar tegelijk nooit kon slapen, dat er een berg werk op mij wachtte maar dat op deze manier werken niet mogelijk was. Tegelijk bleef ik maar herhalen dat ik zelf niet begreep wat er aan de hand was en dat het evengoed volstrekt onschuldig kon zijn. Gedurende het hele gesprek keek de dokter mij wantrouwig aan. Ze voelde even aan mijn rug, waarmee het op dat moment al enkele dagen iets beter ging, en zei dan dat ze bloed zou afnemen om te kijken of er misschien iets was dat ze op het eerste gezicht niet kon zien.

Continue reading

In your endless summer night (I)

I.

‘Hebben jullie hier toestemming voor?’ De vraag haalde mij bruusk uit mijn concentratie. Ik zat net rustig op een laag muurtje onder een hoop tropische planten te doen alsof ik iedere middag op deze plaats een half uur voor mij uit kwam staren, toen een bewaker op ons afstormde. ‘Toestemming? Voor een paar foto’s? We zijn zo weer weg.’ ‘De kruidtuin is privéterrein.’

‘Ik weet nog wel ergens anders’, zei ik. Ongemerkt smokkelde ik de fotograaf binnen in de grote vergaderzaal van het gebouw waar ik werk, een volledig houtbekleed meesterwerk met monogrammen van Victor Horta. Daar moest ik achterstevoren op een stoel gaan zitten. Ik ga nooit achterstevoren op een stoel zitten. ‘Kijk nu maar even ontspannen naar mij.’ Ik kijk nooit ontspannen naar iemand.

Continue reading

Working it out, one day at a time

De Italiaanse zon maakte vooral het slapen moeilijk. Zodra de warmte in het huis zat, geraakte ze niet meer weg en het licht dat door de houten luiken kroop, zorgde ervoor dat ik nog veel actiever droomde dan gewoonlijk.

In een van die dromen werd ik een jaar of vijftien terug in de tijd gebracht, naar een woonsituatie die ik herkende, maar toch ook niet. Het huis van mijn vader is er in mijn dromen altijd een dat nooit echt heeft bestaan, lukraak samengesteld uit willekeurige kamers van de verschillende plekken waar hij heeft gewoond.

Ik besefte dat ik, nog los van te leren begrijpen hoe dit was gebeurd, een groot stuk van mijn leven opnieuw zou moeten leven met alle kennis van later die ik al had. Ik werd gek van de gedachte aan alle mensen die ik zou moeten terugvinden — hoe leg je in godsnaam aan iemand uit dat ze, al is het maar voor korte tijd, om je zal gaan geven? —, aan alle boeken die ik opnieuw zou moeten kopen, aan alle minder goede dagen die ik zou moeten herbeleven terwijl ik iets beters miste dat nog zou komen.

Thomas was op bezoek. Die kende ik dus al. Dat viel mee. Ik moest me inhouden om hem niet over zijn kinderen te vertellen.

 

“He would have paid anything for a time machine. Just to go back. He was always missing something, always wishing that he could have done something better, or had something again.” — Good Ol’ Charles Schulz (2007)

I used to be a lot like you

(Origineel geschreven in februari 2018.)

Ik had me niet genoeg gehaast: mijn vrienden stonden al te wachten voor de snackbar aan de overkant van de straat. Net toen ik wilde oversteken, hoorde ik boven het gepraat op mijn hoofdtelefoon een vreemd geluid — een liedje, in hoge, scherpe tonen. Ik stopte om beter te luisteren. Ergens klonk een metalig Happy Birthday, dat opnieuw en opnieuw werd herhaald. Ik wenkte de anderen. Zij hoorden het ook. We gingen samen op zoek. Door de weerkaatsing tussen de flatgebouwen leek het geluid van overal te komen. Na een paar minuten zag ik op de grond een metalen chip liggen met een paar draadjes eraan. Het was de binnenkant van een verjaardagskaart. Ik raapte het ding op en stopte het in mijn jaszak, waardoor het geluid ophield. We gingen eten.

Continue reading

But that was bloody yesterday

Twee jaar geleden trok ik uit Leuven weg, in de eerste plaats omdat ik bang was om elke dag herinnerd te worden aan alle mooie dingen die ik daar had gedaan. Dat was geen slimme beslissing, zo bleek achteraf, maar de logica erachter valt nog wel te begrijpen.

Toen ik dit jaar terugkwam, besloot ik met evenveel logica om alles wat mij vroeger zo blij had gemaakt, net opnieuw op te zoeken. Ik maakte weer tijd om te tekenen en, ook al kwamen de nieuwe ideeën niet zo vlot als ik had gewild, toch lukte het om met mijn oude ideeën steeds iets nieuws te proberen.

Het was al klaarlicht, maandagochtend om half zes. Ik probeerde onzichtbaar te blijven voor de mensen op straat – een man die een vrachtwagen uitlaadde, twee meisjes die op het plein uitrustten tijdens het joggen, pendelaars op weg naar het werk. Dat lukte aardig. Een half uur lang voelde ik mijn door de griep vermoeide benen niet meer. Daarna hingen alle vogels omhoog en nam ik de bus terug naar huis.

Ik had een linosnede gemaakt van een collage van mijn beste vriend, omdat ik de vluchtigheid die ik aan zijn werk zo bewonder eens wilde omzetten in iets heel traags en minutieus. Ik hing het resultaat op aan de kant van het station waar hij elke ochtend passeert, zodat hij het als eerbetoon zou tegenkomen aan de trein. Achteraf hoorde ik dat hij al wekenlang de fiets neemt naar school.