Op het postkantoor ligt een pakje dat ik nog altijd niet gaan afhalen ben.
. (meer…)
op de oppositiebanken van uw hart.
Op het postkantoor ligt een pakje dat ik nog altijd niet gaan afhalen ben.
. (meer…)
Gisteren is Ramses Shaffy gestorven. In gedachten zat ik weer op mijn bed in de Parkstraat naar Paul De Leeuw te kijken, met het lieve kleine meisje naast me. Ramses bracht samen met Liesbeth List en Alderliefste die nieuwe versie van Laat me. Hij zong vals maar met overgave, en tijdens de strofen in het Frans zocht hij ongerust de hand van Liesbeth, die zijn enige herkenningspunt was in de chaos van de televisiestudio. De liefde tussen die twee en de overslaande stem zijn mij nog jaren bijgebleven. Of het meisje zich dat nog herinnert, weet ik niet.
Heel even heb ik overwogen om het cursiefje waaraan ik bezig was weg te gooien en iets nieuws te schrijven over die avond, maar omdat de site al vol Ramses Shaffy stond heb ik dat uiteindelijk toch maar niet gedaan.
Sommige regen is plots en hevig en tijdens het schuilen kom je op plaatsen waar je anders nooit zou zijn geweest. De Delhaize aan het Noord, om maar één zo’n plaats te noemen.
Een ervaren kassameisje leidt een nieuwe collega op. Ze is niet zo mooi, ze ziet er tegelijk erg jong en erg doorleefd uit. Ik geef haar mijn broodje en een pak Cent Wafers en ik mompel verlegen van alsjeblieft.
“Parfois il y a des gens qui parlent très doucement, et je ne comprends pas s’ils parlent franí§ais ou néerlandais”, vertelt het ervaren meisje het nieuwe. En wat je in zo’n geval moet doen. Ik luister geamuseerd mee naar de uitleg en wanneer ze opkijkt om mij mijn wisselgeld te geven, toon ik een brede glimlach.
“Dankjewel”, zeg ik, nog steeds kalm maar duidelijker gearticuleerd dan ooit. Ze twijfelt een halve seconde, maar lacht dan terug.
“Een goedemiddag nog”, zegt ze met een zwaar accent. En in ons hoofd maken we perfect tweetalige baby’s.
Zondag is de ergste dag van de week. Op zondag valt er niet veel méér te doen dan stukjes schrijven over hoe overbodig een zondag wel kan zijn.
Zoals: Zinloze zondagen.
Een stukje dat ik evengoed op deze blog had kunnen zetten, omdat het bol staat van de verveling en er helemaal niets in gebeurt. Ik heb nu eenmaal niet over alles een mening klaar, ik wil niet de stem van mijn generatie zijn. Ik ben maar gewoon iemand die niet weet wat hij moet doen.
Vannacht heb ik gedroomd dat ik mijn eigen mond dichtnaaide. Dat deed ik ook nog eens op een heel inefficiënte manier. Daarover later misschien meer.
Eigenlijk wilde ik dit stukje beginnen met een bedankje voor al jullie reacties op Generatie A. Elke comment, sms en anonieme e-mail was even onverwacht als ontroerend als verslavend. En toch kan het niet blijven duren: deze week krijgen jullie opnieuw een tussendoortje over een zinloos en voorspelbaar onderwerp. Ik ben die gekke man op de bus, die tegen je blijft praten omdat hij niet merkt dat je ondertussen muziek aan het luisteren bent.
Over muziek gesproken: de nineties revival waarmee the Man ons nu al twee jaar lang om de oren slaat, is net een stuk draaglijker geworden. Skunk Anansie is terug! Weezer is terug! De Heideroosjes waren al terug! Tijd om te doen wat Bowie al zong op mijn geboortedag. Tijd om mijn rode schoenen aan te trekken en de blues weg te dansen.
Na drie dagen herrees San F. Yezerskiy uit de dood. Meteen kreeg hij het gevoel alsof dit al eens eerder was gebeurd. Wanneer zijn ogen weer aan het licht gewend waren, zag hij dat twaalf paar ogen hem vol verwachting aankeken. Hij schudde het hoofd, draaide zich om en rolde de steen weer op zijn plaats.
Dit is het plan dat ik eerder al heb aangekondigd: de komende twintig dagen schrijf ik gemiddeld duizend woorden per dag. Het maakt niet uit of dat verhaaltjes, columns of brieven zijn. Om de andere dag loop ik vijf kilometer of meer. Ik eet mijn five a day en ik drink geen alcohol. Als ik één van deze dingen opgeef, zoek ik weer een grotemensenjob.
Terwijl ik dit schrijf nodigt Facebook mij uit om mee te doen aan No Shave November, een actie die precies inhoudt wat de naam doet vermoeden. Ik overweeg om ook mijn baard te laten staan, zodat ik na dag twee al niet meer onder de mensen durf te komen. Soms moet je discipline een handje helpen.
Hier zit ik dan, twintig dagen lang. De deur staat op een kier.
De column van deze week is de uitloper van een gesprek dat ik eerder deze maand had met Maarten, in een Hasselts café waar de mensen mij scheef bekeken. Of ik iets aan zijn goede raad had gehad, vroeg hij mij achteraf. Dat kan hij nu zelf lezen.
Met een beetje overdrijving zou ik Maarten de grote broer kunnen noemen waaraan mijn ouders niet hebben gedacht: ik kijk naar hem op, hij is trots op wat ik doe, we zien elkaar nauwelijks en tijdens het bijpraten valt er al eens een ongemakkelijke stilte. Hij werkt aan iets moois, maar ik denk dat ik daarover nog moet zwijgen.
Generatie A lijkt een gemakkelijke rant tegen mijn omgeving, maar zoals altijd heb ik het vooral over mezelf. Het is schrijven als therapie, en dat ik daarvoor nog mag factureren ook.