When you were young, as the radio would talk you off to sleep

Dat Het Laatste Uur ook perfect zonder mij kan, heeft april bewezen. Voor de thema’s ‘Dokter, dokter’ en ‘Rood’ had ik respectievelijk Eels en Billy Bragg voorzien, maar vind maar eens de tijd om daar een woordje uitleg bij te geven. De twee andere onderwerpen kon ik echt niet laten liggen:

Treinen – Waterloo sunset  (The Kinks). Over Terry en Julie. Over hoe het vroeger allemaal zoveel beter was, toen je de zon nog kon zien ondergaan in de Theems vóór de Eurostar weer vertrok.

Geld –  What a waster  (Adam Green). Een nummer van The Libertines, maar deze cover is nog veel mooier. Als Radio 1 ooit een lijst maakt van de grootste songschrijvers van de afgelopen tien jaar, dan kunnen ze Green en Doherty meteen bovenaan zetten. Maar daarover binnenkort meer.

Over Radio 1 gesproken, de hoge heren aldaar zijn zich aan het beraden over de toekomst van Het Laatste Uur. Maak alstublieft uw appreciatie voor het programma kenbaar op de website, of door lid te worden van de protestgroep op facebook. Het is voor uw eigen goed: als ik mijn hobby kwijtraak, ga ik op zondagavond weer achter uw dochters aan. Of uw moeders. U weet dat ik het zou durven.

Bril

Martin Bril is dood. Dat zal het laatste nieuws zijn dat ik deze week in het Nederlands lees. Vroeger wilde ik Martin Bril zí­jn. Iedere zaterdagmiddag zocht ik thuis in de weekendbijlage van De Morgen – want zo’n familie waren wij – naar zijn nieuwe cursiefje, dat meestal ergens verstopt zat tussen de kruiswoordpuzzels en de tips voor budgetwijnen. Als ik vandaag schrijf over mevrouwen  van de bus of over het mannetje dat op de trein woont, dan komt dat omdat ik de wereld zo graag door de ogen van Martin Bril wil zien.

Ook dit nieuws is nu alweer een halve dag oud en te belegen om er nog langer bij stil te staan. Ik blader wat door Gloriedagen in een iets te krappe zetel en stel mijzelf gerust met één gedachte: als het vliegtuig neerstort, dan gaan de nouveaux riches op de rij voor ons er tenminste ook aan. Niets tegen mensen die zich opwerken in de wereld, met een beetje hulp van Pierre Bourdieu hoop ik zelf ook zo iemand te worden, maar zodra ik lieve cabinemeisjes als vuil ga behandelen mag u mij voor de kop schieten.

Vóór mij zit een grote, stoere zwarte man met een groot, stoer zwartemannenhoofd. Kaal. Ik vraag mij af of hij zijn hoofd zelf scheert, of dat iemand dat voor hem doet. Achter het rechteroor zit een grote knobbel. De haartjes in de plooien van de knobbel zijn exact even lang als die op de top, wat laat vermoeden dat iemand anders zich van heel dichtbij om het hoofd heeft bekommerd.

Ik besef dat ik staar en dwing mijn blik naar buiten. Polen ziet er net zo uit als Duitsland een kwartier geleden, of als Bertem nog een uurtje eerder. Ik schrik: met een klap valt de stoel achteruit en het zwartemannenhoofd komt plots wel erg dichtbij. Het schudt heftig heen en weer, er klinkt gehoest. Op onze rij puzzelen we met de inhoud van onze voederbakjes tot één van ons een volledig vegetarische maaltijd heeft en iemand anders een shitload aan kip. Elf  kilometer lager gaat Polen over in Wit-Rusland. Er is nu niemand meer om die kleine dingen op te merken.

Stuck on a dream that somewhere it’s better.

De komende dagen zit ik in een land waarvan ik niet veel begrijp. Jullie kunnen vast wel een weekje zonder mijn virtuele schreeuwen om aandacht. In uiterste nood zijn er altijd nog de onderhond, de radiomaker, Herman en vroeger. Als ik niet terugkom, ben ik Moskou ontvlucht om een lasagnaboerderij te beginnen in Zuid-Engeland. Weet in dat geval dat ik echt heel veel van je gehouden heb. Het ligt niet aan jou, het ligt aan mij.  Tot volgende week!

Nachten: Diestsevest (5/10)

dit is hoe jij de zeeën hebt gemaakt: je keek omhoog naar
de wolken en een voor een scheurden ze open uit jaloezie.

ik stond er maar wat bij, je kent me, terwijl het water langs me liep
en eilanden maakte waar voordien geen eiland was.

de mensen rondom mij lachten en ze zwommen en ze kwamen  naar
buiten in hun boot, maar ik zag alleen de minder mooie kant:

dat ik nooit nog het geklik zou horen van je hakjes op de
tegels in het huis waar mijn vader nu niet meer woont.

je doet nog wel je best, maar er spatten alleen wat druppels op.

je bent me lang niet dicht genoeg.

(Schaamteloos gestolen van Death Cab For Cutie.)

Summer dress separates you from the rest

Ik had hem al geroken vóór ik hem zag. Een heel opvallende, aparte geur: een combinatie van zurig zweet en de lucht die in de keuken blijft hangen nadat iemand er boterhammen met kaas heeft gegrild.

Hij gaat zitten en gebaart naar mij tot ik opkijk en de dopjes uit mijn oren neem. Veel te warm aangekleed, dit mannetje. “Dit is de laatste halte”, klinkt het in gebrekkig Engels. “Nu gaan we terug?” Ik bevestig dat. Dit is de luchthaven, nu gaan we terug naar Brussel. Ik probeer het te laten klinken alsof ik dat helemaal niet erg vind. Hij lacht en wuift mijn uitleg weg. Hij wijst naar zijn oren en steekt zijn duim op. Ik lees verder. Te laat besef ik dat hij mij wilde waarschuwen: misschien was ik zo verdiept in mijn boek en mijn muziek dat ik de halte niet had opgemerkt. Ik wil nog eens vriendelijk glimlachen, maar hij ziet het niet. Uit zijn rugzak heeft hij een blik bier gehaald, dat hij zo bruusk openmaakt dat het schuim over de grond spuit. Het is kwart over acht.

Een seconde lang vraag ik mij af of ik misschien jaloers ben, maar ik beslis even snel van niet. Het zal wel die muziek zijn waar ik zo neerslachtig van word. Ik stap uit en wens hem nog een mooie dag, mijn kleine, stinkende, bezopen beschermengel. Hij lacht terug. Ik eet een pruim en let erop dat het sap niet over mijn kin naar beneden loopt. Ik ben nogal eens een meneer. Ik loop in Brussel en de zon schijnt. Ik loop in Brussel en het beste is voorbij. Dit is de allermooiste kutdag.