I wanna be a field day for the Sundays

Ik neem mijn verslavingen serieus, dus stond ik vandaag al om kwart over zes aan de voet van de berg om een proloog aan mijn werkdag te breien. De berg was al verrassend actief: een man vroeg of ik een hond had en toen ik zei van niet riep hij de zijne weer bij zich. Drie teven, elk van een verschillend ras, stonden even verderop met het ezeltje te praten. Die laatste zag zijn gezelschap vertrekken en begon onbedaarlijk te balken. Ik stelde hem gerust en samen liepen we een stukje verder, op een drafje, elk aan onze eigen kant van het hek. Toen we het einde van de wei hadden bereikt, stelde ik voor om om te draaien en het hele stuk nog eens terug te lopen, maar het ezeltje vond het wel geweest.

Op de iPod kondigde Rick De Leeuw een nummer van Wire aan dat zesentwintig seconden zou duren. Ik nam mij voor om binnen die tijd twee trappenreeksen te lopen – een klim van veertig meter. Ik hield zelfs nog een  “looking as limp as Monday morning” over. Ik ben sneller dan punkrock, ik ben meer doorleefd dan jazz. Een half uur later zat ik op de bus naar Brussel, nog steeds veel vroeger dan nodig. Op het station morste een man hete koffie over zijn hand terwijl hij naar zijn trein liep.

Noem mij één goede Chinese acteur

Eén keer per jaar koop ik een boek, enkel en alleen omdat ik de cover zo mooi vind. Dit jaar is dat er nog niet van gekomen. Er woedt een crisis waar ik niets van merk, maar ik wil niemand voor het hoofd stoten door te veel uit te geven aan luxeproducten. Tot ik vandaag op de befaamde 3voor12 luisterpaal een hoesje aanklikte waarachter alleen maar wondermooie muziek kon wonen. Een dik uur later stond ik al in de platenwinkel.

Continue reading

You and me burning in the summertime

Het was echt de laatste keer nu. Er waren mensen die de voorgaande jaren ook altijd gekomen zijn, er waren nieuwe mensen, er waren mensen die ik eigenlijk niet had verwacht. Volgend jaar zal er geen  Pudding in het Park  meer zijn.

Het allerlaatste restant van mijn studentenleven heb ik doorgespoeld met een Long Island Ice Tea die mij met een rotvaart langzaam in slaap wiegde.

Het is geen oplossing, maar het weet zich goed zo te verkleden.

We built an entire world

Afgelopen december heb ik mijn meter een brief geschreven voor haar vijftigste verjaardag. Sinds haar scheiding van de broer van mijn vader, ondertussen al jaren geleden, heb ik haar nauwelijks nog gezien en dat is iedereen zijn schuld en dat is niemand zijn schuld. Rode draad door die bewuste brief werd het mooiste boek uit mijn verzameling: een lichtgroene hardcover van  Winnie de Poeh die ik twintig jaar geleden van haar heb gekregen  op nieuwjaarsdag.  Ik heb even getwijfeld of ik het resultaat hier ook zou posten, maar daar heb ik uiteindelijk van afgezien. De grens tussen mezelf en het personage dat ik cultiveer mag niet te duidelijk worden.

Continue reading

Nachten: Parkstraat (7/10)

“Liefje”, fluistert ze in mijn oor en ik ben er zeker van dat ze op een ander moment, in een andere kamer, in hetzelfde halfdonker tegen hem precies hetzelfde zegt. Wanneer zijn we vertrokken? Hoe kom ik hier? Ik herken de contouren van mijn eigen kamer, maar het is al een hele tijd geleden sinds die nog zo hebben bewogen. Ze trekt me naar zich toe, ze ruikt zo overdreven zoet. Mijn hoofd is zwaar. Ik kruip omhoog, op zoek naar steun op het hoofdkussen, maar het is duidelijk dat ze niet zomaar zal loslaten.

Continue reading

Wil je met een meisje praten?

Omdat ik echt geen nieuws over cokeheads meer kon verdragen, trok ik vandaag naar het STUKcafé om mij te laten verrassen door Douglas Firs. Zanger Gertjan bekende dat hij bij een van zijn songtitels hulp heeft gekregen van de veelbevestigende Leuvense schrijver Paul Baeten Gronda. Misschien was mijn muzikale carrière minder desastreus afgelopen als ik ook een auteur had gehad die mijn titels verbeterde. Saskia de Coster ofzo, die zie ik zoiets nog wel doen.

Continue reading