Oh, what a feeling

Deze winter heb ik wekenlang alleen maar brieven geschreven. Naar vrienden en familie, naar mensen van het internet die ik nog nooit had ontmoet, naar volledige onbekenden.

Eén van die brieven was gericht aan Nele Van den Broeck. Ik volg haar al een tijdje, stiekem zoals dat hoort en vanop een afstand. Ik hou van de liedjes die ze maakt en de manier waarop ze bekende woorden in een nieuwe betekenis wringt. Neles bèndje had net meegedaan aan de Rock Rally en daar niet gekregen wat het verdiende, en daarover wilde ik haar schrijven. Ik heb de brief nooit opgestuurd.

Continue reading

You keep running away

Een kleine aankondiging: de lieve mensen van nieuwssite Apache hebben mij gevraagd of ik geen columns voor hen wil schrijven, aangezien deredactie.be mijn diensten deze zomer niet nodig heeft. Omdat ik er de man niet naar ben om neen te zeggen, zal ik vanaf vandaag iedere maandag kort doordrammen over een detail dat mij is opgevallen in het nieuws.

Het wordt even zoeken, want Apache zal deze stukjes niet aankondigen op haar voorpagina en ik zal er hier geen saaie metatekstjes over schrijven. Maar via “opinie” en “columns” komt u al een heel eind.

Put

De jongen had een put in de straat gemaakt. Niet dat hij daar iets verkeerds mee deed, dat was gewoon zijn werk, maar het viel mij op omdat het op een plaats was waar ik doorgaans loop. Hij droeg een fluo-oranje broek met reflecterende strepen en een blauw t-shirt dat nat was van het zweet, want zelfs bij bewolkt weer is putten maken geen licht werk.

De put was vierkant en niet overdreven breed, maar zag er zo diep uit dat ik mij afvroeg of er misschien nog een tweede graver in verborgen zat. Daarom hield ik halt aan de rand en keek ik even nieuwsgierig naar beneden.

Dat vond de jongen niet fijn. “Wat scheelt er?”, vroeg hij op een bitsige toon in het Frans. “Valt er iets te zien misschien?”

Ik keek geschrokken op. Er viel inderdaad niets te zien, de put was helemaal leeg. Dat zei ik ook: “neen, er valt niets te zien. Sorry.”

“Loop dan maar door”, snauwde de jongen mij nu iets feller toe. Ik keek nog eens naar beneden, in de put, en weer naar zijn boze gezicht.

“Ja”, zei ik, “dat zal ik doen. Nog een prettige dag.” Ik liep verder richting station en struikelde net niet over een stapel nieuwe stoeptegels.

Alle meisjes ruiken naar frituursnacks

Vanop de toren van de protestantse kerk keken we uit over de stad. We zagen wie er allemaal een dakterras had en wie niet, en hoe de weinige mensen door de straten druppelden. Slechts hier en daar was een oranje stip te zien, uitbundig werd er niet gevierd.

Tachtig meter onder ons stond de auto geparkeerd, volgeladen met fruitsap en dubbelvla en twee dozijn andere spullen die je alleen bij Albert Heijn kan vinden. Toen ik daaraan dacht kreeg ik honger. Ik had van de hele dag nog niets gegeten, behalve twee ijsjes in de plaats van mijn boterhammen.

Continue reading

Ze veranderen tenminste niets

Er waren uitstekende redenen om het niet te doen, maar ik ging tweemaal stemmen. Aan het ontmoetingscentrum waar verder nooit iemand komt, stond een lange rij – de organisatie is er sterk op achteruit gegaan sinds ik geen bijzitter meer ben. In de gang zat een jongen op een stoel. Hij schuifelde met zijn sandalen over de vloer. Het geluid kraste venijnig langs mijn ruggengraat.

In de exitpoll stemde ik liberaal. Ik ben de bezorger van valse hoop.

“Morgen worden we wakker in een ander Nederland”, zegden de Nederlandse politieke commentatoren vorige week. Journalisten bij ons vonden dat een mooie zin en probeerden gisteren een paar keer erdoor te drukken dat wij zouden ontwaken in een nieuw België.

Het België waarin ik vanmorgen wakker werd, was niet het land dat ik kende van tv. Het was veel kleiner, het was er zacht en warm en mensen vonden het moeilijk om elkaar los te laten.

De kerk ligt gebroederlijk naast de rooms-katholieke Sint-Servaasbasiliek