Birds in the air never chirped the same

Die Michael heeft het nogal eens voor elkaar. Achttien minuten in het drukst bekeken journaal, een live verbinding met Greet De Keyser in Washington (op nauwelijks 4200 kilometer van de feiten), André Vermeulen in de studio en twéé verschillende compilaties van archiefbeelden. Ik noteer voor later: als ik de mensen nog eens iets liefs over mij wil horen zeggen, is doodgaan de beste manier. Ik vul aan met: als ik dat verschrikkelijke Thriller vandaag nog één keer hoor, rag ik een breinaald door beide trommelvliezen. En toch, toch ben ik vandaag op een vreemde manier met Kapitein EO verbonden.

Continue reading

I’m building a house with a real song

Dus, gisteren stapte ik van de trein en ik vroeg aan een jongen voor de ingang van het station of hij mij misschien kon helpen – waarmee maakt niet zoveel uit, mag ik af en toe nog eens iets voor mezelf houden ook? In ieder geval, dat kon hij, en nadat hij mij geholpen had zei hij plots, zonder dat daar enige aanleiding toe was: “morgen is het mijn laatste dag.”

Ik probeerde: “oh?”, maar er volgde niets meer.

Ik drong toch aan, misschien was de jongen net ontslagen en wilde hij daar graag met iemand over praten. Nee, hij bleek het over zijn laatste dag school te hebben. Hij studeerde voor metser en na morgen had hij eindelijk nog eens een weekje verlof. Of hij geslaagd was wist hij nog niet, maar hij zou in elk geval nog een jaar verder leren. Ik wenste hem een fijne vakantie. Dat hij er maar van moest profiteren. De jongen vertrok. Alles samen: twee minuten, hoogstens.

Ik liep verder en dacht na over dat korte, stuntelige gesprekje en plots werd ik daar gruwelijk gelukkig van. Dat die jongen zo blij was met zijn week vakantie dat hij dat absoluut even aan iemand moest vertellen. En dat die andere hem daarop niet vreemd aankeek.

Ik zal nooit een huis zetten, maar als ik later een muurtje nodig heb, weet ik al wie ik daarvoor vraag. Het hoeft niet eens waterpas te zijn.

And somebody spoke and I went into a dream

Vroeger wilde ik journalist worden. Eerst wat geld bij elkaar sparen voor de moeilijke tijden die ongetwijfeld zouden komen en dan head first het avontuur in. Freelancen, met veel aandacht voor het romantische ideaal. Mijn intrek nemen in een kasteel en mij in mijn slaap laten betasten door een oude, gekke zeeman. Andere mensen zagen het ook: na mijn thesisverdediging gaf mijn promotor mij de raad om Tegels lichten van H.J.A. Hofland te lezen en mezelf zo snel mogelijk op te werken tot onderzoeksjournalist.

Continue reading

Nachten: Brusselsestraat (8/10)

Die nacht toen we voor het licht werd opstonden om te filmen hoe de straatlampen uitgingen, en dat we toen met die film een prijs wonnen en dat iedereen heel even van ons hield.

Die nacht toen het kotfeestje in de keuken nogal tegenviel, en dat we toen op de kamer zelf maar voor dj gingen spelen en dat daarna al het toiletpapier uit het hele gebouw op mysterieuze wijze in de gang belandde.

Die nacht toen we tot vier uur opbleven om die ene film met James Cagney te kijken op TCM, en dat we die eigenlijk evengoed op dvd hadden kunnen kopen maar dat niemand daaraan had gedacht.

De jaren waarin iedereen neen tegen mij zei

Dit was het plan: we zouden heel casual de zoo binnenwandelen, die kleine mediageile slurf een knabbeltje voeren en hem meelokken naar het gebouw ernaast, waar hij tussen ons in mocht zitten tijdens het optreden. Zodra wij zijn vertrouwen hadden gewonnen, zouden wij hem neerknuppelen, de koffer ingooien en op de terugrit de keuze maken tussen losgeld of barbecue. Blijkt dat er in de zoo ook nachtwakers werken. Dan maar enkel Morrissey. Ik heb er  verdorie tien jaar op gewacht.

Al van bij het binnenkomen draait alles rond één man en één man alleen. Een onbekende zangeres covert I’m throwing my arms around Paris op de piano. Even later schalt Sparks’ Lighten up, Morrissey door de boxen. Alleen Morrissey kan met zoiets wegkomen.

Continue reading