Nooit meer naar buiten, nooit meer iemand zien

Na drie dagen herrees San F. Yezerskiy uit de dood. Meteen kreeg hij het gevoel alsof dit al eens eerder was gebeurd. Wanneer zijn ogen weer aan het licht gewend waren, zag hij dat twaalf paar ogen hem vol verwachting aankeken. Hij schudde het hoofd, draaide zich om en rolde de steen weer op zijn plaats.

Dit is het plan dat ik eerder al heb  aangekondigd: de komende twintig dagen schrijf ik gemiddeld duizend woorden per dag. Het maakt niet uit of dat verhaaltjes, columns of brieven zijn. Om de andere dag loop ik vijf kilometer of meer. Ik eet  mijn five a day en ik drink geen alcohol. Als ik één van deze dingen opgeef, zoek ik weer een grotemensenjob.

Terwijl ik dit schrijf nodigt Facebook mij uit om mee te doen aan No Shave November, een actie die precies inhoudt wat de naam doet vermoeden. Ik overweeg om ook mijn baard te laten staan, zodat ik na dag twee al niet meer onder de mensen durf te komen. Soms moet je discipline een handje helpen.

Hier zit ik dan, twintig dagen lang. De deur staat op een kier.

Scherven van jou

“Het grootste talent dat een mens kan hebben, is doen alsof alles in orde is”, las ik vandaag terug in een notaboekje. Een zin voor de vuilbak, zoveel is duidelijk, maar hij doet er mij wel aan denken dat ik dringend nog eens iets vrolijkers moet schrijven. De mensen lezen niet graag gejank. Lezen de mensen graag concertbesprekingen? Zij zullen wel moeten: hier zijn er drie tegelijk.

Continue reading

You And Your Perfect Life

Ze lachte al redelijk uitnodigend toen ik binnenkwam, vond ik. Ze zat met opgetrokken benen in een zetel die veel te groot was voor haar alleen – misschien was dat de reden – en ze las Zen and the art of motorcycle maintenance. In het Engels, zoals ze ook Engels praatte tegen het meisje dat haar haar cappuccino bracht.

Ik bestelde koffie en ging tegenover haar zitten, aan de andere kant van de kamer. Uit een plastic zak haalde ik Juliet, Naked van Nick Hornby. Ook in het Engels, maar dat kon zij niet zien: ik haal altijd de omslag van mijn boeken voor ik ze ergens mee naartoe neem. Ik verdraag het niet dat wildvreemden zich een oordeel over mij vormen, alleen maar aan de hand van wat ik lees.

Continue reading

Might last a day, mine is forever

De column van deze week is de uitloper van een gesprek dat ik eerder deze maand had met Maarten, in een Hasselts café waar de mensen mij scheef bekeken. Of ik iets aan zijn goede raad had gehad, vroeg hij mij achteraf. Dat kan hij nu zelf lezen.

Met een beetje overdrijving zou ik Maarten de grote broer kunnen noemen waaraan mijn ouders niet hebben gedacht: ik kijk naar hem op, hij is trots op wat ik doe, we zien elkaar nauwelijks en tijdens het bijpraten valt er al eens een ongemakkelijke stilte. Hij werkt aan iets moois, maar ik denk dat ik daarover nog moet zwijgen.

Generatie A lijkt een gemakkelijke  rant tegen mijn omgeving, maar zoals altijd heb ik het vooral over mezelf. Het is schrijven als therapie, en dat ik daarvoor nog mag factureren ook.

Tijs

Kleine Tijs,

Ik had gezworen dat ik nooit zo’n aansteller zou worden die brieven schrijft naar iemand die ze nog niet, of niet meer, kan lezen. Zie mij nu bezig. Aan de andere kant ben ik nogal beperkt in mijn mogelijkheden. Een voetballer die een geboorte wil vieren, hoeft maar een doelpunt te maken en daarna ostentatief met zijn armen te wiegen. Misschien bestaan er zelfs export sales assistants die hun meest ambitieuze targets opdragen aan iemand die ze lief vinden, dat weet ik niet. Maar ik zal nooit degene zijn die scoort, Tijs. Ik zal nooit iets verkopen behalve mijzelf en zelfs dat niet eens zo goed. Dit is alles wat ik kan.

Continue reading

Er bestaat een taal met alleen jouw naam

Vandaag belde ik aan bij de vertaler. Hij was niet thuis, deelde zijn vrouw mee over de parlofoon. Nadat ik haar had uitgelegd waarvoor ik kwam, liet ze mij toch binnen. Op de gang stond een stapel kartonnen dozen, gevuld met boeken van Kuifje – in het Nederlands. De vrouw deed open. Ik kon zien dat ze zich  niet op het gemak voelt wanneer haar man niet thuis is. Ze gaf mij twee bladzijden met een stempel op en ik zei dat mijn vader de betaling wel zou regelen.

Een oude man in de Fnac hield mij voor een boekenverkoper. Op straat wilde een Amerikaans meisje weten hoe ze de bibliotheek van Godgeleerdheid kon binnengeraken. Ik wist het antwoord ook niet, maar heb wel het woord labyrinth gebruikt. Ik kreeg het gevoel dat ik de mensen vaak teleurstel.

In de Muntstraat kruiste ik Fiona Margaret, die mij trots de koffie toonde die ze net had gekocht. Ze zei dat ik hem zeker te zoet zou vinden en toen ik proefde bleek dat te kloppen. Dat kwam door de bruine suiker, vertelde ze, en we gingen allebei weer verder.

Ik dronk mijn eigen koffie in het café waar ik soms werk. Tussen de eerste en de tweede kop werd ik gebeld door een meisje dat mij wilde laten weten hoe mooi alles was vandaag. Dat vermoedde ik zelf ook al, maar het is fijn om mijn vermoedens bevestigd te zien. Het verhaal waaraan ik schreef viel een beetje tegen, maar ik heb het niet weggegooid. Nu moet ik alleen nog beslissen of ik vanavond naar het theater ga, of thuis verder werk met mijn beste vriend. Als dat mijn grootste zorg is, is vandaag waarschijnlijk echt een mooie dag.