Midas is king and he holds me so tight

Als laatste wapenfeit vóór de Langste Vakantie Uit De Geschiedenis ging ik bij enkele bedrijven op bezoek om een interview af te nemen van hun directeur. Een van die bedrijven lag op een industrieterrein net buiten Gent. Het had een achteringang voor personeel en leveranciers en een iets sjiekere vooringang waar bezoekers werden ontvangen. “Je kan hier links rond het gebouw lopen en dan kom je er meteen”, vertelde de vrouw aan de balie van de verkeerde ingang mij.

Ik liep links rond het gebouw. Tegen een lange kale muur stond alle rommel uitgestald waarvoor het bedrijf geen nut meer zag: stapels paletten, lege tonnen en oud ijzer, met daartussen een beschadigd stenen standbeeld van een konijn. Het was ooit geschonken aan een directeur, “voor zijn jarenlange inzet”, maar nu lag het daar maar wat, zielig op zijn zij. Die directeur was niet degene met wie ik zou praten. Ik durfde niet te vragen naar het konijn of de man voor wie het was gemaakt. Het leek mij nochtans een verhaal dat ik graag had gehoord.

Geen slechte benen voor een man van adel

Mijn eerste fiets zonder steunwieltjes was een knalroze meisjesfiets. Ik mocht er niet mee buiten de wijk, maar dat deed ik toch. Drie jaar later kreeg ik een echte mountainbike, mét bovenbuis, maar nog steeds in het paars en donkerroze. Mijn ouders vonden dat ik wel wat hindernissen kon gebruiken op sociaal gebied. Ik werd  vaak uitgelachen om de kleur van mijn fietsen, maar ik werd ook vaak uitgelachen om andere dingen, dus zoveel maakte dat niet uit.

Continue reading

Some people can smell danger. Not me.

Vanmiddag had een journalist op de radio het over Orson Welles, om het zomerprogramma van het filmarchief te promoten. Ik luisterde maar met een half oor, want ik kreeg vroeger les van Willem Hesling en wie Willem Hesling ooit over Citizen Kane heeft horen praten, kan dat van niemand anders meer verdragen.

Orson Welles was vijfentwintig toen hij Citizen Kane maakte, maar heeft in zijn verdere carrière niets meer afgeleverd dat het succes van zijn debuut kon evenaren. Welles had zoveel ideeën dat hij vaak met drie projecten tegelijk bezig was, in film, in theater, op de radio, en kwam tegen het einde altijd in acute tijd- en geldnood.

In zekere zin leed Orson Welles aan voltooiingsangst, vertelde de journalist. En plots bestond er een naam voor wat er met mij scheelt.

If I had a pony

Met vierendertig graden in de volle zon zat ik op een boot, in het gezelschap van een groep mongooltjes en hun begeleiders, bejaarden en Aziaten die van “V” deden met hun vingers elke keer ze elkaar fotografeerden. De grote doorbraak waarnaar ik zocht was na tien minuten al gekomen, maar daarna kon ik niet meer terug aan land. De laatste twee uur van mijn gijzeling bracht ik in de schaduw van het benedendek door. Ik dronk er de ene koffie na de andere en las de krant, waarin ik met balpen de taalfouten aanduidde.

“Jouw leven is raar”, verweet iemand mij nog niet zo lang geleden. Dat is zo, maar dat zoek ik zelf op en misschien moest ik daar maar eens mee ophouden.

(Ook al is het op deze site nog nooit zo rustig geweest als nu, deze week mocht ik mijn honderdduizendste bezoeker verwelkomen. Wie dat was weet ik niet, alleen dat hij of zij bij de openbare omroep werkt. Binnenkort doe ik nog wel iets speciaals om dat te vieren, maar momenteel staat mijn hoofd daar niet naar.)

Indépendance

Sinds ik in maart het KVS-stuk Het leven en de werken van Leopold II zag, ben ik opnieuw geïntrigeerd geraakt door alles wat er in Congo is gebeurd, heel lang geleden, toen koningen nog macht hadden en een baard en zwarte mensen nog niet met hun muziek op de televisie kwamen. Dat er even later ruzie ontstond over de  gastenlijst van de onafhankelijkheidsviering en Louis Michel niet bleek te kijken op een afgehakt handje meer of minder, droeg aan mijn opwinding alleen maar bij.

Continue reading

Omdat je arm bent en lui ga ik bij je weg

Nadat ik de hele week een uur vroeger was opgestaan om op tijd te kunnen stoppen voor Nederland-Brazilië, kreeg ik vrijdagmiddag een e-mail waarin stond dat iedereen door de hitte al om drie uur naar huis mocht. Iedere dag duw ik een rotsblok tegen een bergwand op, of zo voelt het toch. Hoe ik de wedstrijd zelf volgde, met Guinness en sandwiches, heb ik elders al verteld.

In de roes van de overwinning en lauw bier reisde ik naar huis. De locomotief begaf het vlak voor ik Leuven binnenreed. Zelfs onder de douche bleef ik zweten.

In de binnenstad verzamelden slechtgeklede mensen die niet van Rock Werchter hielden. Ik kreeg een suikerspin en luisterde in het gras naar jazz terwijl het langzaam donker werd. De vrienden met wie ik daar zat, praatten alleen in gebaren met elkaar. Eén van hen was het meisje dat ik precies een jaar geleden op dezelfde plaats voor het eerst had gezien. Toen danste ze uitbundig, en omdat zij zo intimiderend overkomt heb ik nooit iets tegen haar durven te zeggen. Tot vrijdag dan, want dit is de zomer waarin ik mijn angsten onder ogen zie.